C
CACTUS
De cactus
De streng gesloten knop
na maanden van bijna onzichtb’re groei
ging op een zomeravond plotseling
wonderlijk snel en hoorbaar ruisend open –
en in de schemer hief
het sobere eenzelvige gewas
een bloem zo bovenmate rijk: kronen
om kronen goud en purper dat het scheen
of in één ogenblik
een leven dat zich duizend jaar bezon
voorgoed ontwaakte –
Doch teder immer is
de over-rijke en voor korte tijd
geboren, hij verdraagt het grote licht
CAMELIA
CANADA
CANTHARELLEN
Cantharellen
Ze doen zich aan je voor vanzelf-
sprekend, op het moment van
verwachting zich vlezig onder-
scheidend van vergeeld blad.
Als je geluk hebt een kring; daar-
voor op de knieën, wrik ze los bij
de stelen, vingers in mos. Schuif
vorig jaars grijzig loof opzij en
ze staan daar. Voorwoordelijk
weet de voet welke kant, waar
je zou groeien als je cantharel,
als je kracht tegen zacht aan-
gestampte aarde was.
Eens in de tien jaar staan ze
op alle bekende plaatsen alsof
het gewoon is, alsof wat er
jaren geleden nog was met
ronde gezichtjes blij naar je
opkijkt en altijd blijft staan
in het gras.
Anna Enquist
De gedichten 1991-2000, Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2000
&
CATALPA
Wanneer mijn bloed
wanneer mijn bloed straks stil staat
laat dan de gordijnen open.
geen zwarte sluier rondom de catalpa,
tussen de lavendel geen chrysanten.
snoei de buxus niet voor juni.
droom in duinen van Monnet
CHRISTUSDOORN
Johannes Gijsen
Johannes viert zijn
leven heilig want
de christusdoorn
steekt hem diep
voorspraak van maria
wervelt hij om
ons: een water-
val van godsvrucht
johannes roert zijn
mond als superstar
in een song-
festival van eenheid:
leve de kerkvrede
waarom wij bidden
alle tientjes van
de rozenkrans
Wouter Kotte
Uit de hemel geblazen, De Schutting Pers, Hilversum, 1977
&
CHRYSANT
De chrysanten,
die in de vaas op de tafel
bij het raam staan: dat
zijn niet de chrysanten
die bij het raam
op de tafel
in de vaas staan.
De wind die je zo hindert
en je haar door de war maakt,
dat is de wind die je haar verwart;
het is de wind waardoor je niet
meer gehinderd wilt worden
als je haar in de war is.
Hans Faverey
Verzamelde gedichten, De Bezige Bij, Amsterdam, 2000
&
CITROENKRUID
Augustus
Een avond van zijde druifkleurige wolken
blinkend in de blinkende lucht het water
citroenkruid de koelte kortstondige regens
schrikwekkend de kevers tegen de ruiten.
Een zachte paniek een onstilbare honger
verschrikkelijk het leven zo ongeleefd
vreselijk de zomers leeglopend op later
leeglopend op niets zelfs niet op verdriet.
Angstwekkend aanvaarding de zelfmoord begonnen
de zomers onspreekbaar uitzichtloos
het landschap erbuiten het diepste verzwegen
de waarheid niet meer te stuiten.
Aleidis Dierick
Een zomer voorzien, Gottmer/Orion, Nijmegen/Brugge, 1977
CLEMATIS
De clematis
Mijn vrouw heeft clematis geplant.
Het purper-diep der bloem,
het klimmen van het groene blad
dekken de naaktheid van een zinken buis:
zo siert mijn vrouw het huis
met tederheid van hand
en schenkt een eigen kleur
aan een eentonige wand.
Dit is een zinvol doen;
het is gedurig zorgen
voor wat er bij ons leeft
achter de muur verborgen.
Mijn vrouw heeft clematis geplant.
Zij heeft daarmee ons hart verblijd
reeds gisteren en ook morgen
als bloem en blad gedijt.
Haar onopvallend gebaar
reikt dieper dan naar bloem en blad,
het dringt door zink en steen,
raakt ons door alles heen.
Rik Jacobs
Leievaart 1985, Vereniging van Katholieke Oost-Vlaamse Schrijvers, Gent, 1985
CLIVIA
De clivia
Hij bloeit niet meer. Hij heeft nochtans elk jaar
en jarenlang, trouwhartig en beleefd,
een vlam ontstoken aan zijn kandelaar,
oranje licht dat in de kamer leeft.
Hij bloeit niet meer dit jaar. Hij kwijnt en treurt,
hij heeft zijn reden van bestaan verloren,
de lent' ditmaal wordt zonder hem geboren,
hij staat voor ’t raam, hij weet wat er gebeurt.
De wilgen lopen uit, de scylla bloeit,
de merel fluit, een lauwe regen vloeit,
reeds botten doornen- en ligusterheggen,
alles wat leeft is zalig en vervoerd,
maar hij alleen blijft dor en onontroerd:
een oude man die niets meer heeft te zeggen.
Jan van Nijlen
Verzamelde Gedichten, Van Oorschot, Amsterdam, 1964
CONIFEER
Courgettes
Courgettes, uien, een pompoen
de aardbeiplantjes schieten uit
een laagstamboompje vol met fruit
en veel tomaten, maar nog groen
de bonen rijp reeds voor de pluk
de prei wat mager en fragiel
maar levensvatbaar en stabiel
al was die vorig jaar mislukt
ik kuier door de tuin en kijk
naar mijn verbond met de natuur
en inspecteer er heel secuur
wat groeit en bloeit en af en toe
valt mij ook onverhoeds op hoe
ik steeds meer op mijn vader lijk
Bert Deben
Verschenen in de bloemlezing Natuurlijk, Artbooks Hillegom 2013
CYPRES
Cypressen
Kroontjespennen waarmee
de aarde zich achter
het oor krabt. Nee,
veel ouder. Ganzeveren
die met één nobele streek
schulden van pachters
kwijtscholden. Of,
dieper nog het verleden
in, pluimen van helmen
die liggen te roesten
bloed in de grond,
de dappersten moeten
sneuvelen. Helden?
Geen hond
hemelsbreed
die hun namen nog weet.
Guillaume van der Graft
Verzamelde gedichten, De Prom, Baarn, 1985
De cactus
De streng gesloten knop
na maanden van bijna onzichtb’re groei
ging op een zomeravond plotseling
wonderlijk snel en hoorbaar ruisend open –
en in de schemer hief
het sobere eenzelvige gewas
een bloem zo bovenmate rijk: kronen
om kronen goud en purper dat het scheen
of in één ogenblik
een leven dat zich duizend jaar bezon
voorgoed ontwaakte –
Doch teder immer is
de over-rijke en voor korte tijd
geboren, hij verdraagt het grote licht
niet van de zon waarin zijn pracht verdort
van het verterend vuur niet dat hem schiep
En als zijn leven kort
maar hevig heeft gebloeid begint hij weer
wijs en geduldig van de aanvang af.
Gerard van Klinkenberg
Tirade, 18de jaargang, nummer 199, Amsterdam, 1974
CALATHEA
van het verterend vuur niet dat hem schiep
En als zijn leven kort
maar hevig heeft gebloeid begint hij weer
wijs en geduldig van de aanvang af.
Gerard van Klinkenberg
Tirade, 18de jaargang, nummer 199, Amsterdam, 1974
CALATHEA
Tuin van Eden
Ze hebben het groen
ingeblikt tussen muren van glas.
Bomen uitgegraven
en op de vijfde verdieping geplant.
Het broeit in de tuin,
ambtenaren nestelen zich in het mos
en drinken van hun koffies.
Sommigen mediteren op yogamatjes.
Achter de beslagen ruit
ligt de stenen jungle van het park.
Ik zie de mannen in trainingspak staan.
Ze kijken hunkerend naar de orchideeën,
hunkerend naar de calathea's
hunkerend naar de tropische hitte van lepelplanten.
En het groen,
het groen brandt in het licht
van de zonnepanelen.
In de tuin van Eden is de lucht dik als room.
Je moet er je longen leren
de zuurstof tot zich te laten komen:
zwevende katoenbollen
die zich neervlijen
in de blaasjes.
Mattijs Deraedt
Zwemlessen voor later, Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen, 2020
CALENDULA
maagdelijkheid
voorheen was zij een onbeschreven blad
ontplooide zich tot bloem, de bloem des doods
de hibiscus, calendula desnoods
zij staat al lonkend langs het rechte pad
zij is een broche, een speldje voor de sier
kruipt alsmaar dichter op het lichaam, in de skin
het oor, de tong, de tepel neemt zij in
en piercet zich evenzeer haar wil in mannelijk plezier
zo blijkt zij ook te zijn, de oliezwarte inkt
die het ene siert, het andere verminkt
vloeiend op papier, steeds vaker in de huid
daar schrijft zij zich gedichten naar verluidt
de roze lotus in een beeldend lijnenspel
ik val nog immer voor haar blanco meisjesvel
Enno Paulusma
Vertalersweelde Baudelaire, Uitgave Stichting Spleen, Amsterdam, 2022
CAMELIA
Kortstondig samen
met de geur van camelia
genot is vluchtig
Willem Persoon
Paaiplezier, StAP, Antwerpen, 2019
CANADA
Ha brandende,
helgeel in de novemberzon brandende,
oude windliederen zingende,
onbekommerd haar blaadjes dwarrelen latend
over water en straat, auto's en fietsers,
Populus x canadensis, mijn goede buur, mijn oude buur ha.
Frans Kuipers
De Lach van de Sfinx, Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2021
CANTHARELLEN
Cantharellen
Ze doen zich aan je voor vanzelf-
sprekend, op het moment van
verwachting zich vlezig onder-
scheidend van vergeeld blad.
Als je geluk hebt een kring; daar-
voor op de knieën, wrik ze los bij
de stelen, vingers in mos. Schuif
vorig jaars grijzig loof opzij en
ze staan daar. Voorwoordelijk
weet de voet welke kant, waar
je zou groeien als je cantharel,
als je kracht tegen zacht aan-
gestampte aarde was.
Eens in de tien jaar staan ze
op alle bekende plaatsen alsof
het gewoon is, alsof wat er
jaren geleden nog was met
ronde gezichtjes blij naar je
opkijkt en altijd blijft staan
in het gras.
Anna Enquist
De gedichten 1991-2000, Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2000
&
Cantharellen
Misschien moet je ophouden met duwen
tegen een muur die helemaal geen muur is
en dus ook niet op omvallen staat. Het vraagt
enige verbeeldingskracht jezelf weg te
roepen bij de mythologie van het instortingsgevaar.
Om de cinematografische beelden te hacken
de projector het raam uit te werpen en in
elke loopgraaf de greppel te zien waarin je
vader naar paddenstoelen zocht, de vale
cantharellentas in zijn hand. Later zou er
ragout zijn: de echte geur van het
Noordlaarderbos verspreidde zich dan door
het huis. Alles is blad, mos, zwam, hanenkam,
of juist niet, dat hele idee van betekenis dat je
achter je aan sleept als een bruidssluier, een
krulstaart, een circusstoet die je op een gegeven
moment onder de voet dreigt te lopen terwijl dat
dus niet zo is en de lucht van sporen en hoeden
je neusgaten vult en je hoofd gelooft dat er
gevaar dreigt en je schouders de leges betalen.
Rogier de Jong
Tirade 487, Amsterdam, 2022 en Meerval, Uitgeverij Liverse, Dordrecht, 2023
CATALPA
Wanneer mijn bloed
wanneer mijn bloed straks stil staat
laat dan de gordijnen open.
geen zwarte sluier rondom de catalpa,
tussen de lavendel geen chrysanten.
snoei de buxus niet voor juni.
droom in duinen van Monnet
breek met vaste voet de golven,
verover verzande luchtkastelen.
drink een blos op je wangen.
ga juichen in het zuiden, bewandel elke dijk,
drink op je balkon een liter sangria
en bekèn de warmte van zoveel dagen.
sta dan stil en voel de droge gloed,
van mijn verstrooid verleden
geef de geraniums elke avond water.
Luc C. Martens
Gierik & Nieuws Vlaams Tijdschrift, nummer 103, Antwerpen, 2008
CEDER
De ceder
De ceder die er was toen ik
niet wist waarheen ik kijken
moest, behield zijn stille naam.
De ceder die als ’t avond wordt
het licht opzuigt om zelf
het licht te zijn – beschouwt de laan.
De ceder die van ver een baken
is zal jou vervoeren naar dit erf.
Een kleur die niet bestaat in verf
ligt over wirwartakken uitgespreid.
Een geur van zeer en land die niet bestond
voordat ik jou en deze luwte vond.
Gerard Nijenhuis
Het omslaan van de tijd, De Beuk, Amsterdam, 1994
CHINESE ROOS
verover verzande luchtkastelen.
drink een blos op je wangen.
ga juichen in het zuiden, bewandel elke dijk,
drink op je balkon een liter sangria
en bekèn de warmte van zoveel dagen.
sta dan stil en voel de droge gloed,
van mijn verstrooid verleden
geef de geraniums elke avond water.
Luc C. Martens
Gierik & Nieuws Vlaams Tijdschrift, nummer 103, Antwerpen, 2008
CEDER
De ceder
De ceder die er was toen ik
niet wist waarheen ik kijken
moest, behield zijn stille naam.
De ceder die als ’t avond wordt
het licht opzuigt om zelf
het licht te zijn – beschouwt de laan.
De ceder die van ver een baken
is zal jou vervoeren naar dit erf.
Een kleur die niet bestaat in verf
ligt over wirwartakken uitgespreid.
Een geur van zeer en land die niet bestond
voordat ik jou en deze luwte vond.
Gerard Nijenhuis
Het omslaan van de tijd, De Beuk, Amsterdam, 1994
CHINESE ROOS
Pijngrens
Wat stop je in een tas als je niet weet
of je weer thuiskomt? Tandenborstel,
ondergoed, vergetelheid voor twee. Foto's
zijn zinloos en wat je ook inpakt
wat je ook hier laat, dit huis is verloren
als jij het verlaat.
Zo ligt het kleinste deel van mij in ons
bewusteloze bed, de linkerarm
ontheemd, de lippen afgesneden, een oog
op gisteren gericht
en ineen is de verwarmingsketel dood.
Buiten huilen al jouw bomen -
de oleander, de Chinese roos - en de uil
roept deze nacht vergeefs. Nee,
ik hoefde niet te helpen,
dat is nooit de vraag geweest.
Jan Zwaaneveld
Dwaalsporen, Uitgeverij Xanten, Utrecht, 2014
CHRISTUSDOORN
Johannes Gijsen
Johannes viert zijn
leven heilig want
de christusdoorn
steekt hem diep
voorspraak van maria
wervelt hij om
ons: een water-
val van godsvrucht
johannes roert zijn
mond als superstar
in een song-
festival van eenheid:
leve de kerkvrede
waarom wij bidden
alle tientjes van
de rozenkrans
Wouter Kotte
Uit de hemel geblazen, De Schutting Pers, Hilversum, 1977
&
Dementia I
Wanneer zij slaapt kwetteren duizend vogels
doorheen de takken van haar hoofd. Schudden
haar gedachten klapwiekend door elkaar en vallen
een voor een alle bladeren van haar verstand.
Wordt zij dan 's ochtend voor het raam gezet,
speelt zij christusdoorn of sanseveria.
Staart zij de wereld glazig aan en
koestert enkel nog voorbije dagen:
dan is zij een kind weer dromend van blauwe bossen
en bloesems in april of treurt zij om een oud verdriet.
Maar driemaal daags voelt zij zich schaamteloos
vernederd. Laat zij zich voeren als een kwetsbaar
vogeljong, geduldig wachtend op haar eindelijke nest,
een plek verscholen tussen hart en ziel.
Eddy Vaernewyck
Huis van vreemde gezichten, Donsaï, Deinze, 2024
CHRYSANT
De chrysanten,
die in de vaas op de tafel
bij het raam staan: dat
zijn niet de chrysanten
die bij het raam
op de tafel
in de vaas staan.
De wind die je zo hindert
en je haar door de war maakt,
dat is de wind die je haar verwart;
het is de wind waardoor je niet
meer gehinderd wilt worden
als je haar in de war is.
Hans Faverey
Verzamelde gedichten, De Bezige Bij, Amsterdam, 2000
&
Allerzielen
Chrysanten witten
de kerkhoven tot zolder.
Op dodendag vitten
de doden in een gek soort kolder.
Hoor, je kunt ze fluisteren
horen tussen het grint
en de bloemen, en in de wind
bij het zachtjes verduisteren.
Maar over wat zij fluisteren?
Geen mens dir het weet.
Er wordt alleen iets tegengehouden
in de bomen, in het duisteren,
iets om voor immer te onthouden;
maar ach, iets dat een mens vergeet.
Walter Zone
De huid van de tederheid, De Bladen Voor De Poëzie, Lier, 1962
CICHOREI
Kever
De ronde van haar leven
wordt gereden tussen tafel en zetel,
gevangen in een papieren zak
die lek slaat.
Ze kijkt vooral naar binnen
waar tijd niet meer rechtlijnig is
en haar bed het hare.
Tegen de muur een enkel schilderij
(spiegels bieden een ongrijpbaar beeld
van kuiltjeswangen in een vreemde vrouw).
Soms breekt ze bitterkoekjes
of drinkt ze cichorei
die ze op de tafel van haar moeder morst.
Stappen doet ze op zes poten
als een kever in zijn schild
naar de wieltjes toe gekromd.
Te lang, te lang geleden al de dag
dat ze wou vertrappeld worden.
Peter Mangel Schots
We zijn er nog allemaal, Poëziecentrum, Gent, 2016
CITROENKRUID
Augustus
Een avond van zijde druifkleurige wolken
blinkend in de blinkende lucht het water
citroenkruid de koelte kortstondige regens
schrikwekkend de kevers tegen de ruiten.
Een zachte paniek een onstilbare honger
verschrikkelijk het leven zo ongeleefd
vreselijk de zomers leeglopend op later
leeglopend op niets zelfs niet op verdriet.
Angstwekkend aanvaarding de zelfmoord begonnen
de zomers onspreekbaar uitzichtloos
het landschap erbuiten het diepste verzwegen
de waarheid niet meer te stuiten.
Aleidis Dierick
Een zomer voorzien, Gottmer/Orion, Nijmegen/Brugge, 1977
CLEMATIS
De clematis
Mijn vrouw heeft clematis geplant.
Het purper-diep der bloem,
het klimmen van het groene blad
dekken de naaktheid van een zinken buis:
zo siert mijn vrouw het huis
met tederheid van hand
en schenkt een eigen kleur
aan een eentonige wand.
Dit is een zinvol doen;
het is gedurig zorgen
voor wat er bij ons leeft
achter de muur verborgen.
Mijn vrouw heeft clematis geplant.
Zij heeft daarmee ons hart verblijd
reeds gisteren en ook morgen
als bloem en blad gedijt.
Haar onopvallend gebaar
reikt dieper dan naar bloem en blad,
het dringt door zink en steen,
raakt ons door alles heen.
Rik Jacobs
Leievaart 1985, Vereniging van Katholieke Oost-Vlaamse Schrijvers, Gent, 1985
CLIVIA
De clivia
Hij bloeit niet meer. Hij heeft nochtans elk jaar
en jarenlang, trouwhartig en beleefd,
een vlam ontstoken aan zijn kandelaar,
oranje licht dat in de kamer leeft.
Hij bloeit niet meer dit jaar. Hij kwijnt en treurt,
hij heeft zijn reden van bestaan verloren,
de lent' ditmaal wordt zonder hem geboren,
hij staat voor ’t raam, hij weet wat er gebeurt.
De wilgen lopen uit, de scylla bloeit,
de merel fluit, een lauwe regen vloeit,
reeds botten doornen- en ligusterheggen,
alles wat leeft is zalig en vervoerd,
maar hij alleen blijft dor en onontroerd:
een oude man die niets meer heeft te zeggen.
Jan van Nijlen
Verzamelde Gedichten, Van Oorschot, Amsterdam, 1964
CONIFEER
Tertsen (18)
de daken van de huizen in het dal
de gevels wit de schemering van tuinen
en alle honden blaffen naar de maan
of naar mijn grauw bewegen nergens heen
nergens heen ik aarzel ik blijf staan
langszij de coniferen naast mijn erf
elzenkoning oordeel waar ik sterven zal
Clem Schouwenaars
Het huis op de heuvels, Manteau, Antwerpen, 1991
COURGETTE
Courgettes, uien, een pompoen
de aardbeiplantjes schieten uit
een laagstamboompje vol met fruit
en veel tomaten, maar nog groen
de bonen rijp reeds voor de pluk
de prei wat mager en fragiel
maar levensvatbaar en stabiel
al was die vorig jaar mislukt
ik kuier door de tuin en kijk
naar mijn verbond met de natuur
en inspecteer er heel secuur
wat groeit en bloeit en af en toe
valt mij ook onverhoeds op hoe
ik steeds meer op mijn vader lijk
Bert Deben
Verschenen in de bloemlezing Natuurlijk, Artbooks Hillegom 2013
CYCLAAM
weerberichten
dit kwakkelweer brengt mij
in een toestand van wolken
nog aangenaam ook
wonen in een hibiscus syriacus
of in een hangpetunia
is een droom
zachtroze sluiers
een hemel van cyclaam
de protuberanties van meeldraden en stampers hinderen tegelijk
alsof zij middelpuntvliedend zijn
niet centrifugaal maar centripetaal
mooi weliswaar maar bang
de regen is alom
het diepste water is het water onderwater
zij hangt van het water en druip zwaar in het halfrond
lobelia’s lijken vertrapt
variërend van lichtblauw tot koningsblauw
wacht maar tot de tropen komen,
the deep blue sky and the bayou (wij krijgen
de helft van het huis, de deur wordt vooraf opgestuurd)
pakjes op onweer
stortregens in de keuken
de bakken
Nicole Van Overstraeten
De tuinen van Thevenet, Demer Uitgeverij, Diepenbeek, 2012
weerberichten
dit kwakkelweer brengt mij
in een toestand van wolken
nog aangenaam ook
wonen in een hibiscus syriacus
of in een hangpetunia
is een droom
zachtroze sluiers
een hemel van cyclaam
de protuberanties van meeldraden en stampers hinderen tegelijk
alsof zij middelpuntvliedend zijn
niet centrifugaal maar centripetaal
mooi weliswaar maar bang
de regen is alom
het diepste water is het water onderwater
zij hangt van het water en druip zwaar in het halfrond
lobelia’s lijken vertrapt
variërend van lichtblauw tot koningsblauw
wacht maar tot de tropen komen,
the deep blue sky and the bayou (wij krijgen
de helft van het huis, de deur wordt vooraf opgestuurd)
pakjes op onweer
stortregens in de keuken
de bakken
Nicole Van Overstraeten
De tuinen van Thevenet, Demer Uitgeverij, Diepenbeek, 2012
CYPRES
Cypressen
Kroontjespennen waarmee
de aarde zich achter
het oor krabt. Nee,
veel ouder. Ganzeveren
die met één nobele streek
schulden van pachters
kwijtscholden. Of,
dieper nog het verleden
in, pluimen van helmen
die liggen te roesten
bloed in de grond,
de dappersten moeten
sneuvelen. Helden?
Geen hond
hemelsbreed
die hun namen nog weet.
Guillaume van der Graft
Verzamelde gedichten, De Prom, Baarn, 1985