E

EDELWEISS

Edelweiss, bijvoorbeeld

Soms walgt zo'n woord
weet zich geen blijf met
wat ik schrijf. Het staat
dan uitzichtloos alleen,

derft betekenis, schurkt
zich tegen de lijfgeur
van bezinning, lonkt
vergeefs naar adjectief

of inhoud: het zit vast
aan muzikaal geluid, wordt
gestraft voor zijn onbruikbaarheid.

Vooraan in de klas, alleen,
draagt het de ezelskap.


René Hooyberghs
Stamboom, C. de Vries-Brouwers, Antwerpen/Rotterdam, 2011



EEKHOORNTJESBROOD

Winterbos tegen wandelaar

De nachten koud, mijn dorre beukenblad
ligt 's morgens wittig aangevroren op het pad
en maakt de reeën schichtig.

Het daglicht schaars, een vage
mist hangt in de vroege namiddag
doorzichtig tussen mijn naakte, natte stammen
zaagsneden, oude zomerschrammen
en half vergaan eekhoorntjesbrood.

Duister mijn wolvenpad, heimwee
naar sneeuw die warmen kan,
wat schrale troost
als 's avonds aan mijn randen
ergens een buitenlicht gaat branden.

Hoor, in de verte huilt de dood.


Marga Kool
Voor mijn lieve wandelaar, Uitgeverij kleine Uil, Groningen, 2023



EENKOORN

Duinkom

Het woekert voortsmeulend
veenlaag na veenlaag woont het
snijdt de spade sporen aan
het is er nog in pollen geplet
wuift het riet de goudgele eenkoorn.

Je noemt het boekt het ijlt het na;
nooit was je zo dicht bij het sprokkelhout
nooit hurkje je neer in de luwte.

Hoor de wind uit zee
in de oorschelp van een duinkom,
in het lege slakkenhuis
rilt helmgras los in zand.

Even ben je er in het opstuiven
en het herneemt zich.


Jos Steegstra
Grondslag - Gedichten 1964-2001, Uitgeverij WEL, Bergen op Zoom, 2001



EIK

draaiend en dansend
zinderend de beuk de eik
kust en omstrengelt


Hans Mellendijk
Hoe bomen elkaar omhelzen, Personare, Doesburg, 2016



&



De eik

Wortels wijd verspreid
Breed verankerd, geplant
Bijna een leven lang geleden
Vitaal en vol geduld, geringd, gerand

Gij bedondert Wodan met zijn donder
Als de bliksem langs uw toppen scheert
Geen dwaze berken duldt gij aan uw zij
Uw schaduw doet hun schors verbleken

Uw carrousel van blaren
Wordt dronken van de wolken
En al de vogels zingen vogel-vrij
Ik weet dan zeker: gij beveiligt mij


Willem Persoon
Persoonlijk – Gedichten 1969-2014, C. de Vries-Brouwers, Antwerpen/Rotterdam, 2014




ELFENBANKJES

Elfenbankjes

Als ik dit web niet snel ontleed
als ik de nieuwste nesten kleurclichés niet
tot op de draad ontrafel

als ik van onder bruine blaren
verweerde elfenbankjes rakel
en warhoop wek uit grijs gebied

als ik één ogenblik
het ballingsoord betreed
waar gister in de nesten zit

gestoken in zwart-wit
bestorven zwanger en
in barensnood verloren

geraken evenzeer de sporen
verstrikt in eigen weefsels. En
uit vogelvluchten opgeschrikt

verdwijnen zwammend alle dromen
geschaduwd door de kikkerkijkers naar
een schimmig onderkomen.


Annel de Noré
In de Knipscheer, Haarlem 2021



ELS

Els

Als geen gebonden aan de natte gronden
zuigt hij zich vol tot in de diepste nerven,
de waterboom die naar de stromen buigt.

Van laagland is hij volle lotgenoot
en het moeras aanhoort zijn weke stem
die denken doet aan zachte fluisterwinden.

Zijn blad is zacht, zijn scheurbast laat zich schenden
als houtig kruid dat aan zijn kromvoet groeit
en dat hij als een waker overhuift.

Geen wonderboom, geen hooggestemde strever
die als een toren naar de hemel reikt,
maar nederig, tot in de ziel tevreden.

En in het voorjaar, als zijn katjes bloeien,
strooit hij zijn stuifmeel zeer ruimhartig uit
en vult de vrouwenschoot met kostbaarheden.

Dan teert hij in en laat het zonlicht branden,
verzwegen kracht omsluit zijn warme stam,
tot in de herfst de koele winden komen.

Hij houdt zich in en luistert naar verhalen
van sijzen die de winterkou ontvluchtten
en azen in zijn boordevolle proppen.


Frans Hoppenbrouwers
Calendarium poeticum, SUN, Nijmegen, 1998




ELZENKATJES

Lente in Sint-Maartensdal

Pijnlijke aarde.
Schoot vol stenen
en warme klei.

Onder kindervoeten
breken toegevroren plassen
tot sterren en later

modder. Handen scheuren takken
elzenkatjes. Struiken trillen
van ontzetting.

Binnen breekt langzaam
pruimenbloesem open in lauw water.


Reine Wellens
De vier seizoenen of het eeuwig leven, onuitgegeven bundel



ENGELS RAAIGRAS

De natuur is wel weer beter

Hoera, de natuur is weer gezond,
overal zijn ooievaars te zien en reigers,
zelfs de zilveren vliegen weer in 't rond.
Hoera, ik zie in 't veen de kranen broeden
en de oehoe zit in 't steen wat verderop
en kijk, daar speurt voorwaar een arendskop.

Hoera, de natuur raast door ons bos,
en als het ons eens wat te ruig wordt,
laten wij de maaimachines los.
Hoera, de natuur is stukken beter,
de otter wordt weer overreden,
de bever wederom bestreden.

Hoera, er is meer dan genoeg natuur
wij genieten dagelijks heel bekwaam
ook weer van brandnetel en braam.
Hoera, voor wie het Engels raaigras eert,
dat boterberg en melkplas genereert
en grutto en kievit alvast absorbeert.
Hoera, de natuur is weer in topconditie,
geen problemen meer, wij mogen weer
met uitlaatgas en stikstofdepositie.


Bert Scheuter
Dichter des Achterhoeks, Achterhoek Nieuws, Lichtenvoorde, 2023



EREPRIJS

Zomer

De tuinman van de zomer
komt niet uit Isfahan.
Hij scherpt zijn hand aan
zilveren spaden en
weegt het onkruid in zijn oog

zijn oor beheerst het pad
en lijkt zo afgericht
frivole geuren te betrappen

hij plukt aan elke ereprijs
en loopt te kijk in pauwenveren
terwijl zijn polsslag stijgt:
crescendo van het blauwst azuur
bevlogen quatre-mains voor
kinderhanden

er drijft geen onweer
in zijn partituur
met juist gestemde Monday ontwapent hij de merels
in zijn boom.

De tuinman van de zomer
vlucht nimmer de dood:
hij laat het goudbaptist op
duizendschoon ontkiemen
als een orgelpunt.


Jo Gisekin
Het eiland van elkaar, Uitgeverij P, Leuven, 2006



ERWT

In 't bosch een late bijle

In 't bosch een late bijle,
en over-Leië een luide zweep.
Ten Westen, 't lange wijlen
der laatste zonne-streep.

De witte bloem der erwte
blaauw schaduw-bevend op den grond.
Gekweekt van alle smerte,
een glimlach om mijn mond.


Karel van de Woestijne
Het huis op de Vlakte aan de Rivier, Manteau, Brussel, 1909



ES

De es
Acer pseudoplatanus


Voor eshout legt de vioolbouwer
dukaten neer, waar ’t instrument
onder de strijkstok, ’t ambacht trouw, de
zuivere klankgrond bekent.

De boom overleeft de profeten.
Hoeveel jaren zette de baljuw hem hier?
De parochiepapen zijn vergeten,
hij draagt zijn zachte kruis met zwier.

Horatius lag op velours aan tafelen
gesneden uit de tronk. De bruine bij
zuigt suiker als de winden rafelen
aan goudgele bloesems een dag van mei.

Lange zomers ken ik de boom, gebogen
over de val van ’t molenrad.
De berggeit op heldere hoogten
knabbelt gulzig aan ’t zoete blad.


Gery Helderenberg
Verzamelde gedichten, De Gulden Veder, Gottmer/Orion, Nijmegen/Brugge, 1978



&



boven in de es
wemelen veertien blaadjes
het is voldoende


J.C. van Schagen
Ik ga maar en ben, Van Oorschot, Amsterdam, 1971




ESDOORN

De esdoorn

Het heeft gesneeuwd vannacht. De tuin ziet wit.
De esdoorntakken, zij zijn toegerust
met fijn lijnwaad. Een kristallijnen fust
geheimen. IJsvlokken vermochten dit.

Straks als de winterzon de sneeuw verhit,
vormen zich droppelsnoeren en dan gutst
het van sieraden, alsof schuldbewust
de esdoorn zich ontdoet van haar bezit.

Ik wilde wel zijn zoals jij, mijn boom,
sierlijk en trots in winters morgenlicht
als samenzwerend met een sneeuwen droom

die kosmisch is en neerdaalt, zonder vrees
weer te verliezen wat tot pracht geneest.
Soms mag het zijn. Dan schittert het gedicht.


Maria de Groot
Lamp van melkglas, De Prom, Baarn, 1995



ESP

Het verhaal van de paden 2 

[....]
Boven de Azoren trekt de wind aan
en iets daarvan gaat door de espenkruinen,
zoals een hand gaat
door de steile haarbos van de weerman.

De woordn en de bladeren vallen
en dekken het bospad toe,
de brede dreven,
het mennegat,
de kerkwegel,
de sluipweg en ht spijbelpad,
het geurspoor van de teckel en de brak,
grote delen van de N60,
de autostrade del ole.


Frans Deschoemaeker
Het Liegend Konijn, Uitgeverij Van Halewyck, Antwerpen, 2008



EUCALYPTUSBOOM

Eucalyptusbomen, een natuurgedicht

  Hoe hoger de bomen hoe lager
vanuit de verte maar eenmaal hier
in het eucalyptusbos is zulke poëzie onwaar
want hun in een zuchtje wind hoorbaar geknister
van losse boombast maakt daarvoor
te veel lawaai: droog geluid
met een uitgebeend luchtje.

  Deze slecht omhulde havelozen
betogen in uitgedund gelid
door slordig geprevel en door hun huid
als repen schors van zich af te scheuren
tegen het leven op lege grond. Maar geen mist er
een ander of denkt dat gister iets bestond.

  Voor de dood is hier overigens te veel licht
met te weinig kleuren – de eucalyptus
roeit zijn buren al uit voor ze bestaan
met geschiedenis en tak.
De megalomane psoriasis van deze bomen
laat geen ruimte voor gewone dingen
als leven en herinneringen, waarzonder wij
nauwelijks kunnen. Wat dan de dood nog?

  Blijft natuurlijk toch dat bombardement
van licht tussen bomen op arme bodem, van dat licht
dat niet opstaat en met de nacht
niet weg wil en van de stammen het hemd los
knipt. Zie in dit apocalyptusbos
nog maar eens een natuurgedicht.


Maarten Doorman
De daken op, Bert Bakker, Amsterdam, 1991



Populaire posts van deze blog

Aarde's donkerte ontkropen....

P

A