H

HAAGBEUK

De haagbeuk

Noch haag noch beuk
groeit de verweerde haagbeuk

dwars door ringen volksverhalen
vol bijgeloof en bijgeloof.

Meerduidig vertakt hij zich, stuwt
met het ritme van bejaarde bomen

zijn sappen voort tot in de vinger-
toppen van wie de twijgen beroert.

Even hardnekkig als dit betekenen
rekken de wortels naar het licht,

duwen één tegel, één woord op

tot dit gedicht.


Albert Hagenaars
Boomparels, Stichting Oisterwijk 800, Oisterwijk, 2014




HAGEWINDE

Hagewinde

Ik ben een bloem des velds, een kranke winde
binnen de schutser van Uw tuin verplant:
hoe bloei ik voor Uw oog, o mijn Beminde,
ik, leliën en rozen onverwant?...

Mijn kroon is wit, maar mist de balsemgeuren
de Bruidegom een zuiverlijk geneugt,
en de fluwelen diepte van de kleuren
der rode rozen, voor zijn Hart een vreugd.

Mijn zwakke stengel kan mijn kelk niet beuren
dat ik de glimlach zie op zijn Gelaat;
zal ik dan eenzaam om mijn armoe treuren
die tussen zoveel schoons verlegen staat?

Toen sprak de Bruidegom: mijn kleine winde,
geef mij uw eenvoud zonder schoonheidsroem;
ge zult uw ranken rond mijn kruise winden:
dicht bij mijn hart bloeit dan uw witte bloem.


Marie Ambroisine
Bloemen van stilte, Colibrant, Drongen, 1962




HAMAMELIS

De hamamelis bloeit

De hamamelis bloeit,
een wolk van tere kelken
gloeit in de avondwind.

Het is een gouden lach
nu ze na winterdag
zich weer behouden vindt.


Aleida Houtman-Ennik
De hamamelis bloeit, Uitgeverij Wel, Bergen op Zoom, 1976



HARTGESPAN

langs de meanderende
berkel groeit hartgespan
en fluitekruid het maakt
niet uit waar ik loop want
er is geen pad ik maak
mijn eigen spoor door
het hoge gras een
niemandsland van
water kruid en lucht ik

ben los van alles en hecht
mij aan de schapen die
als wolken in het groen
langs de berkel meanderen


Dietske Geerlings
wie niet weg is, e-book via www.dietskegeerlings.nl, 2018



HAVIKSKRUID

Ook in een duizendjarige nacht

wordt het telkens dag
bloeit ieder jaar het havikskruid
worden berken ouder

laat me een sleep van wolken rijgen

zon door een wit gordijn op
de buik van de weemoed vallen


Jan Kleefstra
Raafverwantschap, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2015




HAZELAAR

De hazelaar

Het groen springt uit de basten
vóór blinkende ogenruit
zo vrank en vrolijk de verraste
takken en twijgen uit,

waarop de vogelen zingen
en roepen naar elkaar.
Katjes hangen te klingen,
zacht aan een hazelaar.

In ’t prille voorjaar, lang geleden,
van deze hoge hazelaar
nam ik een bloeiend twijgje mede
en gaf het haar.

In de gekuiste hemel
hangt al een leeuwerik.
Luid fluiten van een merel,
een specht aandachtig tikt.

Wat loop ik hier verloren,
zwijgend, met nors gezicht?
Om vogelen te horen?
Om weer te zien het wonder licht?

Sinds ik in prille lente
dat hazelaarstwijgje brak,
loop ik langs hier, ouder gewente,
waar ik het in heur haren stak.


Hubert van Herreweghen
Valentijn, Berghmans UItgevers, Antwerpen, 1986



HEDERA

Hortus conclusus

Zomerscher overhoofds verbruiloften kruinen.

't Gebaardhaard aartsvader-seringenhout dringt
met bronshartig blad in het blonde geblaarte
der esch waar de eschdoorn door wast
bekropen door hedera en hooge kornoelje
gepaard aan liguster en vlier.


Christine d'Haen
Ick sluit van daegh een ring, Nijgh & Van Ditmar, Den Haag / Sonneville, Brugge, 1975



HEDERA HELIX

Nenia

We kruipen op onze knieën, het hoofd
net buiten de kring en kijken verbaasd.

Wat er is? Onze blik vangt een fruitvlieg,
en sluipwesp. Zij overleven, zoals ook
de woekerende  Hedera helix.

Op de rand van de kloof brandt
de schuldige wereld. De aarde kijkt toe.

We zijn moe van het blussen. Zijn moe
het overtollige water te keren, zonneolie
te smeren, de brandende zon.

De aarde scheurt open. De bodem trilt na
op een eiland. Een straat neemt een foto
van oorlog - van brokken en stof, van levens
in nood - zet grote ogen.

Men speelt het Adagio for Strings op het stort
van de wereld, en niemand kijkt toe.

En niemand heeft oren.


Eric Vandenwyngaerden
Dagen van glas, eigen beheer, Diest, 2024




HEKSENKRING

De heksenkring

Ik sta midden de heksenkring
van paddenstoelen. En ik zing:
Er is een grens tussen ons bei;
kom in de kring en word met mij
behekst door ’t ingebeeld geluk.

Ga niet van mij, geloof en druk
de stempel van dit vreemd bezit
op ’t blad van ’t dagboek, dat nog wit
bleef wachten op die vreemde stond,

een toverring die ons verbond.


Julia Tulkens
Yggdrasil, Heideland, Hasselt, 1977




HEKSENKRUID

Circaea Lutetiana

In een van deze bleke schedels
bloeit deze nacht het heksenkruid
wie springt er voor de bezems uit
en danst met nagels in de vedels

over de muur van het geluid
wie weet waar wortelstokken zwellen
tegen een kraterwand van cellen
tot honingraat en morgenhuid

waar gloeit door bekkens naad en schedel
als helse steen het heksenkruid


Lambert Jageneau
Argus, 4de jaargang, nummer 20/21, Sint-Truiden/Hilversum, 1981



HEKSENMELK

Een toverdrank of the milk of human madness

Moedermelk of melk uit de tepelhof
van een minzame min of een boerenmeid
is een toverdrank die later werd gestremd,
verzuurd, verwaterd, verpoederd, verschaald
of verdampt, vergiftigd of vervangen
door limonaden en suikerachtige surrogaten.

Sappen uit rode bieten en groene limoenen
en soepen van witlof en pompoenen,
heksenmelk vermengd met wolfsmelk,
Frans levenswater (eau de vie), korenwijn
of brandewijn met Friese boerenjongens
(het zijn rozijnen) die doordrenkt zijn in de fles. 


Hendrik Carette
Panorama's en portretten, Liverse, Dordrecht, 2018



HELIANT

In een bruine kan
goudgele helianten –
afscheid van de zomer


Ien Kalma
Vuursteen, 5de jaargang, nummer 3, Overijse, 1985



HELMGRAS

Waterland

Zeeschap bij Breskens
Struikje helmgras maar:

acht magere sprietjes
waarrond een jonge
strakke borst van zand.

En dat de grote
zee zich daar
aan vangen laat

als aan een niet
te overschrijden
grens.


Martin Carrette
Boswording, Berghmans Uitgevers, Antwerpen/Rotterdam, 2006



&



Een weekje Terschelling (2)

Een god gorgelt,
zee achter duinen.

wind in het helmgras
daartegenin
troostende,

zijn godin.


Guillaume van der Graft
Verzamelde gedichten, De Prom, Baarn, 1985



HEMELSLEUTEL

Web

Er bloeit hemelsleutel op de treindijk van Almere
en de hemel is al zo dichtbij.
Ik hoef mijn hand maar op te houden
en zij houdt zich schaterend daarop in evenwicht.

Alles wat groeit wijst haar aan
maar begint bij aarde
langs de weg
als een spin in de wind.

Van wie is de weg?
De weg is van wie het web weeft.

Het web van alle namen
van alle planten,
van alle mensen,
van alles waarmee ik de aarde kan aanwijzen.
Kijk: sterremos, maanvaren, zonnebloem.

Het web vangt het licht, als een zeil.
Hoog aan de wind door de wereld.


Maria van Daalen
De wet van behoud van poëzie, Querido, Amsterdam, 2007



HENNA

Huiselijk tafereeltje

Juni in een gloed van henna, laaiende koralen.
Duitsland bloeit. Duizenden klaprozen,
vurige tongen die huis en huid niet sparen.
Buiten huilen wolven in het bos van hakenkruisen,
sikkels, duivelssikken. Wat rood is, dood is.

Laat deze kelk aan ons voorbijgaan, o zoete bloed,
O hoofd vol bloed en wonden. Etwas zum fressen?
Turkish delight. Und du willst Schnaps?
We willen het niet weten, willen wissen en
vergeten. De video heeft vrolijker verhalen.


Lut de Block
De luwte van het late middaguur, Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2002




HENNEP

met hennep getrokken
onzichtbaar zijn wij
als de dennenaalden der wouden
onder ha en  ach
en de klanken van vossen en trompetten
zijn onze duiven zonder moeite
de vensters binnengegaan op ooghoogte
en zij hebben tot vreugde kaarsen ontstoken
en in de stad een boom van licht gemaakt
die opgericht het teken seinde
dat wij gemakkelijk water gaven
de dorstige kudde die wij moesten laven
die wij moesten laven


Eldert Willems
In middeleeuws gevecht, De Bezig Bij, Amsterdam, 1965



HERDERSTASJE

Herderstasje


bij Bachs Matthaeus Passion

(onkruid)

een kroon
onooglijk klein
en wit

vier streepjes
met daarbinnenin
vier steeltjes
om een warme stamper

de stengel sterk
een herdersstaf

daaruit gestrekt
als zegenende handen
drie kanten vruchtenmandjes

in zich sluitend
de zaden
voor nog duizend jaren

orde der kruisdragers


Rijke de Wolf
Woordwerk, 1ste jaargang, nummer 1, Amersfoort, 1980




HERFSTASTERS

Een boeket herfstasters

Door de zwarte spreidstand heen
drijven grauwe vlagen,
bevlekt met het lover van de herfst.
Onder de eik worden twee mensen
uit het wrak van chroom en lak
met hun rood weer aarde.
Dor van een jaar ademen
hebben zich over de bodem
bladeren verspreid.
Onbeheerd, wit op de zitting,
liggen de bloemen van een boeket asters:
de hand die ze hield is als een handschoen.


Harry Verkooyen
Yang-kahier, 2de jaargang, nummer 2, Gent, 1968




HERFSTTIJLOOS

Herfsttijloos

Op de taluds van het miljoenenlijntje
(crisiskind, nu slapend kapitaal)
lanceren deze krokussen-met-de-kluts-kwijt
zichzelf in september
op slappe witte stengels
even omhoog en dan wap de wind
de rose kroon verpletterd als Ikaros:

de zon, de zon
te laat, te laat
triestig
en dat alles om het voortplantgen.


Rouke van der Hoek
Dichter bij Landgraaf - Eerste dag van de poëzie, Gemeente Landgraaf/Herik, 1994



&



colchicum autumnale

groenbed groenlis hondsdood galsaffraan
een slijmpels kroont de jaarloze medea
rijlloos de rijke weide van je slaap
de beulebol van dweeïg vee

je zwarte kattelkunst zo argoloos
dat dwaasheid krieuwelt in de hand


Adriaan Peel
Leerboek voor botanica deel 1, Totté, Antwerpen, 1963




HIBISCUS

Hibiscus

Door mijn zijraam
hoorde ik buurvrouw krakend
bezig met het gappen van
drie takken vuurrode
hibiscus.
Ik zag ze toch nooit.
Nu pas zijn ze mooi,
mooier, mooist,
door de glimlach
van de diefstal.


Max Dendermonde
Het geheim van de miereneuker, Het Spectrum, Utrecht, 1987


&


Een hibiscus bloeit
nog niet helemaal open
de zomer begint


Willem Persoon
Paaiplezier, Studio Artistieke Projecten, Berchem, 2019




HOEFBLAD

Geveld

Niet langer groot mag het hoefblad heten
(bruin, gekruld, gekrompen) aan de rand
van een boomgaard vol wespen

waarlangs wordt gedragen op schouders
van naasten, als een luchtschommel van
herfstlicht, de wiegende kist

met de woudreus die omviel terwijl alles
nog gonsde, fruit nog moest rijpen, bloei
zich in winterslaap terugtrok

en waaronder we nog schuilden toen het
ging waaien, het plotseling licht werd en
je zomaar in de hemel kon kijken.


Marco Houtschild
Watermerk – 10 jaar Digther, Comsa!, Diksmuide, 2010



HOESTKRUID

Kruiden

Zodra de tuin de geur van kruipend water waarneemt,
    ontplooit zij alle rijkdom die zij bergt.
De hyssop - hoestkruid - groeit in spleten van gesteente.
    Het slaapkruid prefereert een vlakke bodem.
Het hoofd raakt leeg van mosterd, die op akkers bloeit,
    de baard van Jupiter kiest hoge muren.
Bij poelen bloeit narcis; in hagen de liguster;
    de roos siert tuinen; dalen eert de lelie.
Kompassla, en de sla die slaap verwekt, komt op,
    en postelein, en in de grond andijvie;
de windbuil ui; het look waarvan Liguren walgen;
    de kool, die goed gedijt op eigen turf.
Wijd ademt wilde munt; tweekleurig is de iris;
    heemst buigt het hoofd; gewichtloos is de malve.
Raketsla schenkt genot; bergbonenkruid heeft zin;
    de mannenorchis maakt bejaarden jong.
Bij nacht sluit zij zich in, maar 's morgens doet zij open:
    de bruid die zich slechts blootgeeft aan de zon.
De alsem, heilzaam voor waar vrouwen vaak aan lijden,
    laat weelderig haar grijsgroen haar gedijen.
Geen feestmaal is compleet zonder de sterke smaak
    van salie met haar stengels vol aroma -
een medicijn, jawel, maar decadente kerels
    kruiden er hun overdadig vlees mee.
Dun haar bekroont de venkel, die de macht bezit
    een troebel oog weer helder te doen zien;
wanneer de slang vervelt om jaren af te schudden,
    is het ook venkel die zijn blik verjongt.
De wilde marjolein komt op; tijm kruipt bescheiden,
    maar geldt als tegengif bij slangenbeten.
Wanneer je wordt gekweld door hevige gewrichtspijn,
    is steentijm als een balsem voor je pezen.
Indien je vreest dat men je wil vergiftigen,
    dan helpt beslist polei - en anders kervel.
Het mansoor, sterk van geur, en zachte ossentong
    verlichten menstruatie en depressies.
De nieren hebben baat bij bonenkruid - nog beter
    werkt smalle weegbree als je klachten hebt.
Koos Mithridatres wijnruit, Cato hield van kool;
    Hercules droeg een krans van peterselie.
Alant verdrijft de hoest, brandnetels blussen jicht,
    kamille brengt een slaaploos brein tot rust.
Hopmarjolein trekt splinters los; een open wond
    heeft baat bij marjolein, het beste heelkruid.
De pittige anijs werpt in de onderbuik
    een dam op tegen binnenstromend zaad.
Bij brandend maagzuur moet absint je laten zweten;
    viooltjes zijn een middel tegen koorts.
Wolfsmelk, in zeven soorten, zwakt je buikpijn af -
    maar reken, maag, wel eerst op krijgsgewoel.
Wilde komkommer brengt de slokdarm in beroering;
    ook is er wolfsmelk die als stormwind raast.
Met bilze kwam ook scheerling (Socrates' vergif),
    en nieskruid, dat verwant is met de dood.
De vreemdste boreling die uit de aarde sproot
    was de alruin, die mensjes imiteerde. 


Bernard Silvestris (vertaald door Piet Gerbrandy)
De kosmos geschreven, Uitgeverij Damon, Eindhoven, 2021




HOLPIJP

De eerste dag

Barrevoets lopend
langs opgehoopte zeggen, holpijp en gele lis,
uren en uren draadloos rijgen
stenen merkend als bewijs

distels en doornen hinderen de daad
eerzuchtige struiken maskeren het land

brem bekleed met stroppen
ranonkel vermomd met ogen
ultieme poging leidend om een tuin
in onschuld badend handen vol
dromende doler, kus het kruid.


Tony Rombouts
De witte wandelaar, Berghmans Uitgevers, Antwerpen, 2001



HONDSDRAF

Veel te veel hondsdraf

Veel te veel hondsdraf
zei mijn vader
en het oprukken
van de gele dovenetel
bevalt mij ook niet –
inmiddels was
de zilverpopulier van mijn zoon
tien meter hoog geworden
was de zonnewijzer van mijn grootmoeder
groen uitgeslagen
en licht wankelend.


J.W. Oerlemans
De tuinen van Dodeman, Bert Bakker, Amsterdam, 2002



&



Hondsdraf (Glechoma hederacea L.)

Wanhoop van een rechtgeaard tuinman
deze ‘kruip-door-de-tuin’
die hondsdolle rekel
galbloem genaamd
onderkruipsel
laagbijdegronds.

De overgevoelige volksmond
gaf hem troetelnaampjes
hoefijzertjes van het geluk
kikkerbalsem

neemt als woekerplant
de plaats na de mens in.


Lou Vleugelhof
Beeldentuin, De Beuk, Amsterdam, 1990



HONDSROOS

Prieel

je liep arm in arm met de armoede
en met mij, een schilder voor wie liefde
door de ogen gaat. daarom bouw ik voor
jou een zomerhuis van latwerk en klim-

rozen, een volière voor 'n witte Brusselse
merel. jij bent mijn paradijsvogel die in
de taal van Molière parlevinkt. wij kennen
elkaar van haar en pluim, zijn geluksvogels,

worden één paar ogen, zwijgen mond-aan-
mond. onze liefde is een goedhartige hart-
kwaal. in dit plantsoen kan je naast kommer
en kwelduivels gaan zitten, het goud van

de voorbije dag afwegen, luisteren naar
het blaffen van de hondsroos in de nachtwind,
met grote ogen munt slaan uit de volle maan.
doe je sjaal om zodat je geen kou vat.


Mark Meekers
In het oog van de stilte, Uitgeverij P, Leuven, 2021 



HONINGBOOM

Onder de honingboom

Hoe je volliep van bewondering
onder de bloeiende honingboom,
terwijl vlakbij een witte duif
uit de handen van een stenen

engel vloog. Even leek het alsof
alles wat je je herinneren kon
zelfs nooit had bestaan, lang

geleden alleen maar was aan-
geraakt door dezelfde wind
die nu zo roekeloos omging met
de bloesem van de honingboom.


Harry Mesterom
De Zingende Zaag, nummer 20, Haarlem, 1993



HOP

Humulus lupulus

Putje winter - en niets te zien op het veld.
Maar ondergronds zijn we verbonden.
verbannen in een wortelstok. Ze noemen
ons divien of duivels of chinees van origine.
Aards zijn we zeker en uitgesproken feminien.

Prille lente – ons schoonheidsslaapje zit erop.
Met bleke vingers tasten we de aarde af
geven ons weerloos bloot aan connaisseurs
die onze delicate keesten prijzen, proeven.
Drie zussen ranken ongehinderd hogerop.

De weelderige zomer – de hemel willen we
bestormen en hoger, hogerop. Niemand kan
ons bijhouden in groei, in geilheid, groen.
De boer moét ons wel binden. Hij tast naar
onze zware bellen, kleverig van bronst.

Nu is het oogsttijd – het dorp wordt roes.
Het regent bellen vrolijkheid. De vrouwen 
heidens geurend, bedwelmd als op hun bruidsdag.
De mannen, troebel en met dikke tong. Hop
Belle. Hop. Het gonst van levenshonger, dorst.


Lut de Block
Door de bomen het bos, Uitgeverij Pluimage, Gent, 2012

 

HORTENSIA


Wintertafereel 2

Pas toen je op een draagbaar
over de vensterbank
werd getild, kwam gegleden
moest ik wel ontleden:
dierbaar, het duren waard.
In de pure koude
van een vriesnacht werden
hortensia’s, dahlia’s, gardenia’s
mij, verwende verwerpende, toegeworpen.


Hilde Keteleer
Weg van de tijd, Uitgeverij P, Leuven, 2019


HOSTA

Lente

in maart het wit-geel pad,
lint geknipt van lentetuin.
het roodborstje verdwenen,
verrijzen bomen in hun blad.

hosta’s schuilen diep in april
voor sneeuw van viburnum, wij
plukken het veerlaten zaad van
gras dat weer bereden wordt.

de grote schoonmaak van mei
beknot wilgen en vieze geuren.
in populieren wordt vergaderd
achter gesloten deuren.

lente is een pasgeboren kind
dat losgeknipt het gras verkent
door eerste benen zakt en schuilt
in de schaduw van gevulde borsten.


Luc C. Martens
Stad van alle seizoenen, Stad Deinze, Deinze, 2019




HULST


weerloos stijgt de angst met elke trap
papaver in een beslagen hoofd
het resultaat van werkzaam wantrouwen
wordt een magneet eerzuchtig staal
hoe hoger rots hoe ijler woord
ongelovige val
in een kloof van verlangen
een reddingsboei gehuld in hulst
valse fanfare van trouw en verveling


Tony Rombouts
De witte wandelaar (gedichten 1960-2000), Berghmans Uitgevers, Antwerpen, 2001


Hulst

De heg geknipt, hulsttakjes vol met bessen.
Natuur heeft toch iets moois. Je ziet vaak
binnen wat je mist, rood eikenblad in vaas,
nog over van oktober. Hoe zal het nu in
Drente zijn, de wei bij Annie achter, met
niets erop, gras dat maar ligt te wachten.
Soms zegt een uitzicht al genoeg. Vlak voor
het raam stond vroeger steil een hoogte,
van zuring rood, bewegend in de wind. Dat
is wat nu zo raar maakt, vreemd verlaten.
Maar goed, de heg is klaar, je kunt de straat
op kijken. Ook hulst in overvloed dit jaar.


Tom van Deel
Tirade, 13de jaargang, nummer 152, Amsterdam, 1969




HYACINTH

Wilde hyacinth

De voet van berk en wilgen staat
in wilde hyacinth gebaad,
en donkerblauw golft er de grond
of het er onder water stond.
De diepe ondergrond der ziel
wemelt van blauwe hyacinth,
een wildernis schuw en viriel
die in zichzelve vrede vindt.


Anthonie Donker

De grondtoon – Een keuze uit de gedichten, Querido, Amsterdam, 1963



&




De tegenstrever (IX)

Na de laatste verschuivingen
die in het voordeel van de tegenstrever verglijden
wordt de twijfel opgeheven
en schijnt het recht onherroepelijk.

De eerste blauwe hyacinten
aan de rand van het badmintonplein
kunnen bij vijftien graden in de lente
zeer verwonderd opkijken.

Daardoor ontstaat een binding tussen bloem en blad
omdat het bloed weer duidelijk gesproken had
vuurwerk en vingers, vlinders en vleermuizen
dansen vreugdedronken de hemel in.


Clara Haesaert
Onwaarschijnlijk recht, Manteau, Brussel/Den Haag, 1967



HYDRANGEA

Een nachtkaars

Als een wit laken
opgetrokken tot aan de kin
staan de Phloxen Paniculata
naast de Salvia Superba, zuchtend.

Hydrangea's, dun als vliegerpapier,
ritselen zacht in de avondbries.
Langs de vijver wegkwijnende Hosta's,
door bleek maanlicht beschenen
een enkele Rudbeckia Fulgida
en een wilde Aquilegia Vulgaris.
Zelfs de Delphinium Grandiflora
kleurt nog eenmaal op.

Ik kijk naar mijn adem
die wolkjes vormt
langs vervagende borders.
De Oenothera Graeca
gaat als een nachtkaars uit.


Rim Sartori
Zoals de wild wil waaien, strooi hier en daar confetti om me heen, Studio'86, Amsterdam, 2001




HYSSOP

O Weet
Het kruin der bomen schept zijn as
wat schoorvoet er in zijn buik
tot vreugd van al die kreunen
de harde geslotenheid van web
dat namens
het overwegend al zoekt

En weet
haar zuigen geeft oker bleek de angst
een bit in de steek van vlees

Tussen hyssop hangt

Het web
en zwartgestaard
haar kluwen doorgelegd
schakels in haar ogen schaak
Angora zweeft

En zwiert haar roes
tot pralens toe
haar minnaar dood gehad

Wat blaast er in oneindig kruid


Maris Bayar
Als Maris Dante zoent, Uitgeverij Walter Soethoudt, Antwerpen, 1975



&



Hyssop (Hyssopus officinalis)

Door David bezongen,
op blote voeten achter de ark,
psalmodische plant;
asperges me hyssopo
et mundabor.

In Leviticus 14
wordt van de melaatse geschreven:
besprenkel zijn huis
met het bloed van een vogel
waarin hyssop gedoopt is.

Blijft groen in de winter,
reinigt lichaam en geest,
brengt mensen en dieren,
hemel en aarde
tot verzoening.


Lou Vleugelhof

Beeldentuin, De Beuk, Amsterdam, 1990


 

Populaire posts van deze blog

Aarde's donkerte ontkropen....

P

A