I

IEP

De gevelde iep

Hij liet zich zuchtend neer.
Ontworteld is te zien
hoe gaaf hij veilig was,
hoe vol zijn weerklank in
de richting van de wind.

Stam die rechtop geheven
zijn tekening toespitst
met regen mee naar zon
viel om in onderhout,
bracht zich in horizon.


Chris J. van Geel
Revisor, 1ste jaargang, nummer 2, Amsterdam, 1974


&


wie de ochtend haalt is vrij.
de iep, geduldig, wacht en
voert zijn kruin met sap.

de ruimte naast het huis is leeg.
daar hoort een eik
van eeuwen hout - maar dat
is verbeelding en staat er niet -
vul zelf maar wat in.

de honden hebben buren.
dat stoort hen niet,
in tegen deel.


René Hooyberghs
Stamboom, C. de Vries-Brouwers, Antwerpen/Rotterdam, 2011



IJSBLOEM

De ijsbloem

Ver, uit een hemel van sterren geladen,
stond als één bliksem het licht neder; toen
sprong uit de schaduw van water en duister
plotseling rechtop, en in rustigen luister
                fonklerend....de bloem.


Martien Beversluis
Canzonen, Van Loghem Slaterus, Arnhem, 1927




IJZERHARD

IJzerhard

Stalen glans op paars blad. Op hoge stelen wiegt
de ijzerhard. Middaguur in onze hortus botanicus
liegt niet: het land van gisteren is toe. Alles bloeit.
Ik hoor kinderen op een nabijgelegen schoolplein
driewerf hoera roepen. Er wordt traag gesproeid
door een man die graag bezorgd lijkt. Soms wil hij

de tuin uit hollen en het op een gillen zetten, maar
zijn bladeren houden niet van geluid. Het ruikt naar
zoethout. Een koolwitje laveert tegen wind in, en zand
wijkt zachtjes voor zaad. Wolkjes zijn licht en de goden
nabij. Laat alle mensen maar weten waar de verhalen
over gaan. Wie een grens trekt heeft een huis.


Bert Bevers
Eigen terrein, Uitgeverij WEL, Bergen op Zoom, 2013



INDISCHE KERS

Naamgeving

Nachtschade primula weegbree
hoefblad indische kers
waaier van geur en tint
kleine verrukking van namen
en zo ook openbaren zich steden
bossen en baaien dier en ding
en taal en treken

Jij niet jij blijft ongevonden
jij hebt geen naam jij bent
jij draagt alle namen

Spreek ik een woord om het even
zwijgzaam als ik ben
noem ik alles
noem ik jou


Emiel Willekens
De archaïsche glimlach, Contramine, Antwerpen, 1982




IRIS

De irissen gedenken hun beschrijver
In memoriam J.N.


Wij irissen uit de familie van de lisachtigen
Wij, de Spaanse, Duitse en Florentijnse lis
(die met zijn kroon zwak lichtblauw flonkert)
en de Gele Lis, onze koning,
zijn bloem het gele zegellak-stempel van een grotere
(heel ver en elders en misschien wel nergens),
zijn bloei is pijlsnel als die van de jeugd,
zijn bladeren vliegen als pijlen de hemel tegemoet
en uit zijn speerpunten springt het zegel op
Wij, irissen zijn geen geoefende schrijvers
Soms bezoekt ons kwadegrondziekte
die vroeger of later ook onze aanplanters bezoekt
Maar wij, de wilde irissen, ver buiten de tuinen
van de vertrappers en de maaiers,
onze wortelstokken bijna eeuwig, kort onze bloei,
wij, net als jullie maar een poosje bloeiend,
wij, geel, rood, violet en blauw stralenden,
en vooral hij met de buitenste bloemslippen
(zoals bloemenboeken zeggen) met purper honingmerk,
gedenken onze beschrijver die van ons hield
wij, de irissen gedenken onze boodschapper
wij, lieflijke brieven, dragen zijn zegel


H.H. ter Balkt
In de kalkbranderij van het absolute, De Bezige Bij, Amsterdam, 1990




&



Iris

Zie je ’t uit de hoogte of lyrisch,
’t blijft toch een gebeurtenis,
elk jaar als de mei verjaart:
kwetsbaar tussen ’t dubbel zwaard
van de broers dat haar bewaakt,
boven de oksel van het lis,
elk jaar als de mei verjaart,
moeizaam uit de schee geraakt,
zweeft der goden bodin Iris,
elk jaar als de mei verjaart,
kwetsbaar tussen ’t dubbel zwaard,
boven de oksel van het lis,
’ t mooiste meisje met een baard.


Hubert van Herreweghen
Kornoeljebloed, Lannoo, Tielt, 2000


Populaire posts van deze blog

Aarde's donkerte ontkropen....

P

A