P

PAARDENBLOEM

Kijk paardenbloemen,
die maken het gras geel en het gras groen.
Een grote familie onder de zon.
Op hun knakbare steel, uit hun knop
groeiend, rafelend het hart tot het op is
en bijen komen maar kort
als om een vluchtige herinnering van geur.

Terwijl er zijn die openen
hun secure neusjes, lekkere
waar je in knijpen wilt en het binnenst van
weten, de een na de ander.

Namiddags schroeven de lange buitenste blaadjes
hun knop op slot, meer wind zwaait
de berken die zwaaien en druppeltjes

tikken de blote rug van kinderen
die zich verstoppen tot het donker
is in het bos.

Een volgende dag als de zon
opziet over het dak,
zijn er die blijven dicht die zwijgen
zoals harde kwasten hun kleur vergeten.


Marijn Backer
Revisor, 21ste jaargang, nummer 1, Amsterdam, 1994



&


De paardenbloem

Achter mij gelaten. Roerloos bijten
op de stengel van de paardenbloem.
Bittere smaak omhuld door een rozet
van bladeren. Alsof er niets aan was
voorafgegaan, las ik de nerven
als toekomstige levensweg.

Het zachte blozen van de pluizenbol
in de avondzon. Ik blies hem kaal
en verwierf honderd levensjaren.
Warrelende vruchtjes binnen
de cirkel van de adem, het dal.en,
de aarde en het voortbestaan.


Eddy van Vliet
Zoals in een fresco de kleur, De Bezige Bij, Amsterdam, 1996



PALMBOOM

Palmboom


Wat is er aan de hand
met die ene palm
in het park van Malaga?

De waaierende kruin pronkt op zijn hoge stam
Het zonlicht speelt met de ranke bladeren
Schaduwen vallen op plavuizen
en op een eenzame voorbijganger
Als palm staat ie kleine mensen toe
brutale blikken te werpen
door wuivende straat te gaan
In feestweken passeren tranende maagden
gedragen door devote handen van mannen
wier monden zich bedrinken tot in de late uren

Wat is er toch aan de hand
met juist die ene palm
in het park van Malaga?
(Het is alsof Picasso zei: hij staat er
loop eromheen en noem hem palm)

Klanken klinken uit schorre strotten
als ik kijk naar de blauwe top.


Gerrie van de Ven
De Schrijverskrant, 4de jaargang, nummer 4, Rotterdam, 1995



PALMIET

voortaan sal ek winterskemers vleilangs loop
en droë takkies van geraamtestruike stroop

wilgers sal gekruisig aan die hemel hang
en ek sal doodmenslik na jou terugverlang

soos na die somerse rinkink van vinke in palmiet
en die onbeholpe liefde van wildeganse tussen riet


WL van der Merwe
Doodmenslik, Protea, Pretoria, 2018



PAPAVER

Papavers, hoogzomer

Dromerig als wij dat waren, vlak voor
iets allemachtigs ons omhoog stuwde

als ballerina’s waaieren zij open
en verbloeden in de namiddag

Hevig landschap dat zich prijsgeeft,
verglijdt in rijpen, sterven, sluimeren

waarmee het herbegint


Job Degenaar
De Tweede Ronde, 9de jaargang, nummer 2, Amsterdam, 1988



&


papavers

wat gebeurde
bij het nachtelijke
water?

sterren draaiden
rond het graanland
maanlicht proefde
van de braambes

hoe geschrokken
stonden laaiend
langs het maanveld
de papavers!


Leo Herberghs
Portret van een landschap – Gedichten 1953-1997, Plantage, Leiden, 1998



&



Papaver

eenzame papaver
die op schrale bodem groeit

je geelzwarte hart
in lichtrood blad
geeft wiegend in de wind
een liefdegroet
aan vrijheid en het licht

ach even

dan valt je blad
en moet je weer
geworteld in de arme grond
eenzaam in de dorring
der versterving leven


Joop Oversteegen
Transparant appèl, Studium Het Vrije Woord, Eindhoven, 1984



&



Papaver (Papaver somniferum)

Op het papaverveld achter ons huis
plukten wij voor het naar bed gaan
de slaapbollen, mijn broer en ik,
braken ze open en aten blauwmaanzaad
heimelijk onder de dekens,
sliepen vol onbeschrijflijke dromen
een gat in de dag.


Lou Vleugelhof
Beeldentuin, De Beuk, Amsterdam, 1990



PAPIERBERK



De papierberk

Mijn wortels staan in Rusland.
Bidsprinkhanen huizen in mijn kruin.

Ooit was ik asceet
langs paden
die onooglijke dorpen
niet wisten te verbinden.
Wegen als rouwlinten
verdriet en verveling.

Ik deelde het lot van de halte
die roestte van het wachten
op de bus die nooit kwam.

Onder mijn schors draag ik mijn hart
en de herinnering
aan dagen die ik
in sigarettenpapiertjes verbrandde.

Mijn bast is dun
ondoordringbaar.
Mijn bast draagt een mens
met geloof op het water.

Ik sta in de steppe,
tussen naamloze anderen en het hindert me niet.
Hoeveel jaarringen had ik nodig
om naast hen het aarden te leren,
mezelf het licht en de zon in de ogen te gunnen?
Ik gedij op veilige afstand.

De aarde gun ik haar adem,
beschaduw haar niet met dik en donker gebladerte,

de zon in april
gras en stermos onttrekken aan de sneeuw.
Want mijn blaadjes zijn licht en beweeglijk,
spelen een spel met de wind.
Ik ritsel en klapwiek
in onmetelijke stilte.

Ik ben zilver in het onweer,
vlammend in de avond,
nog even bruingeel alvoor ik de aarde bemest.


X-tine Mässer

Gedichten, Opwenteling, Eindhoven, 2002



PARELSTUIFZWAM

Lycoperdon perlatum

Men blijft altijd in gebreke, van alles te veel
gekregen om uiteindelijk platzak te eindigen.
De vliegenzwam en de reuzenbovist blijven
in de aarde steken omdat ze niet beter weten,

maar wat grondige grond levert eindigt vaak
in een steelpan die pas op het aanrecht wordt
uitgelikt als de kans er is. Nee Willie, vandaag
geen toetje. En de Planten-Atlas van Calkoen

ligt open op bladzijde 212. Zoals champignons
het duister trotseren, melkwit gereinigd naar
de wereld tredend, geborsteld en geschminkt,

de klamme hand schuddend van proleten die
de deur gesloten houden van het donkere hok,
simpelweg omdat ze de buitenwereld vrezen.


Chris Honingh

De rinkelbom, Querido, Amsterdam, 1998



PASSIEBLOEM

Passiebloem

Op ons balkon bloeit passiebloem,
symbool van kort, kortstondig leven
als wil de plant een teken geven
van korte schoonheid, korte roem.

De grond vertoont ontledigd groen,
de hulzen van verloren dansen.
Ze liggen nog wat na te glanzen
zoals vaak oude mensen doen.

Uit ’t kalend groen, door wind bewogen,
wordt levenskracht teruggezogen
naar wortels, diep onder de grond

waar schoonheid eens zijn oorsprong vond.
Maar nu, vermeerderd ingetogen,
wordt langzaamaan de cirkel rond.


Dick Broekarts
Spectrum, De Vleermuis, Roermond, 1993


&


Met zicht op zeep

Wat tussen ons is, heeft namen
als passiebloem, longkruid, ogentroost.
We zijn van elkaar.

Wat tussen ons is, heet ook
glas, afstand, zeep.
We zijn van elkaar.

Wat tussen ons is, is tussen ons
omdat we van elkaar zijn
en willen blijven.


Frank Pollet
Project Onmisbaar veraf, Waasmunster, 2020 


PEPERBOOMPJE

Daphne mezereum

Peperboompje zeggen wij. Paars nog
van de koude bloeit het in mijn tuin
tot in de eerste bessen van de zomer,
een vergiftigd geschenk dat door merels
uitgedragen wordt.

Daphne heette de speelse dochter
van de riviergod Peneus in Thessalië.
Vluchten moest ze voor de geile Apollo
maar voordat hij haar kon ontmaagden
bad ze tot de goden

die haar in een peperboompje veranderden.
En nu Apollo dood is, komt ze weer
schuchter uit haar vermomming
gekropen als ik op een zomeravond
aan de tuintafel

een fles Saint-Amour
Domaine des Sablons
van driehonderd frank kraak.
Meer kosten godinnen niet
dezer dagen.


Robin Hannelore
Vaarwel gele schrijver, De Roerdomp. Brecht/Antwerpen, 1994



PEPEROMIA OBTUSIFOLIA

De kamerplant is een kunstenaar

Een gestekte Peperomia obtusifolia
houdt het vol sinds de kleuterschool,
staat nog steeds in de vensterbank:
groter gegroeid, maar speels gebleven.

Een kamerplant uit Zuid-Amerika
draagt het oerwoud in haar genen,
vindt zichzelf steeds opnieuw uit
en staat open voor creatieve ideeën.

Op haar gemak in haar tweede thuis
gaat ze mee in de strijd, perpetuum
mobile, Peperomia wc-borsteliana
- Darwin zou trots op haar zijn.

Moeiteloos schieten haar blaadjes
zelfs in het kleinste kamertje wortel,
in welke gedaante dan ook reikt zij
als een kunstenaar naar het licht.


Sander Grootendorst
Catalogus Kunst en natuur in Hummelo 2024, Preduxion, Doentinchem, 2024



PERENBOOM

Bloeiende perenboom

Brugs kant in de twijgen,
witte paarden met bloemenmanen,
sneeuw die bloeit,
bloesemlicht in een kroon
zoals mijn bruid eens was.


Fernand Florizoone
Lezen in de appelboom, Desclée De Brouwer, Brugge, 1976



PERZIK

Op een tak met perzikbloesems
zat een duif, in de zon een kraai.
Een kunstboek lag open en rood
als een wonde op tafel. Een vraag
vloog op uit een vrouwenmond:
weet jij Erlangen liggen?

In de jukebox in de hoek
klapwiekte een stilteplaat.


Sven Cooremans
Erlangen 7, Uitgeverij P, Leuven, 2005



&



In het water vlaagt
een handvol perzikbloesems;
waartoe dient schoonheid?


Wouter Kotte
Een passende verzameling onwil, De Schutting Pers, Hilversum, 1981


&



Perzikbloesem

Gij stond onder de perzikbloesem
Met het prille licht
Van het jonge jaar om uw jong gezicht,
En ik wist niet welke dier twee voor mij
De schoonste was: de boom of gij?

De lente keerde: een rozige droom
Beurt weer de bloeiende perzikboom
Zijn tere takken in ’t nieuwe licht.
Haastig en stil langs mijn wangen af
Glijden mijn tranen: gij ligt in ’t graf.


Frans de Wilde
Aards avontuur, Heideland, Hasselt, 1964



PERZISCHE KIEVITSBLOEM

Perzische kievitsbloem (Fritillaria persica)

Je blaadjes glanzen amper aarzelend klokvormig,
mauve en zacht als het velletje van een pruim.

Vochtig in de halfschaduw op een zwart grondje
bestond je in oude dromen reeds, elke lente steeds

de lampenkapjesbloemetjes vrolijk in het gelid.
Hommeltjes gebruiken ze blij als schommeltjes.


Bert Bevers
Fleurs du mal, Tilburg, 2021



PHALAENOPSIS

content

de phalaenopsis
koestert zich kloek tevreden
in de middagzon


Daam Noppe
Het Ruisend Gewas, 2de jaargang, nummer 4, Tongeren, 2006


PHILODENDRON

Philodendron

Opengebroken naar het licht
val ik tot gaten groen uiteen,
zoek ik gespleten evenwicht,
vind ik mijn schaduwen alleen,
kleurloos mijzelf als dit gedicht
dat op zijn stengel opgericht
luchtwortels door de ruimte wringt.

Ik hang verloren en ontwricht
uit een verlangen dat mij dwingt
loodzwaar te groeien naar de dood
die roerloos wacht mijn topgewicht.


F.L. Bastet
Arion op de dolfijn, Arbeiderspers, Amsterdam, 1964
 


PIJLKRUID

Weelde

't Gepluimde riet golft op de zomerbries,
In donzen lijnen, van gracieuslijk deinen,
Op heel het wondre landschap rust een fijne
Hoogzomersluier, - als een purpren vlies.

Omlaag, aan polderslootkant, bloeiend bies;
De laatste boterbloemen gaan verdwijnen.
De eerste blauwe juffers zie 'k verschijnen
Op plompbladbloem en spitse pijlkruidspies.

Wat is het warm, maar toch zo recht verkwikkend,
Voor mens en dier, hier in het vlakke land;
Waar zich de zomerhemel welft zo wijde.

- Ik laat mijn ziel, als op de bries, zacht glijden 
En dool de vliet langs, 't tijdschrift in de hand,
Dat ik wou lezen, élk woord wegend, wikkend.


Johan Hendrik de Veer
Hoofd en hart, Letterkundig familietijdschrift, Amsterdam, 1901



PIJNBOOM

Luisterende pijnboom

Als ik je vragen wou,
vannacht,
of je de struikheide bloeien zag,
zou je een antwoord kennen?
En of de dennen,
alleen,
anders geurden,
zou je glimlachen dan?
Je blik kleurt
als de vlinder om de zon.
en als jij mij vragen mocht,
een antwoord,
dat ik niet ken,
wil ik voor jou
ook wel een vlinder zijn.


Bert Popelier
Sirkulaire, 7de jaargang, nummer 38, Schilde, 1976



&



Haiku

In de tuin zwijgen
de pijnbomen. Hun tranen
weerkaatsen de maan.


Reine Wellens
De nadagen, onuitgegeven bundel



PINKSTERBLOEM


Onder de rook
van de paasvuren
pinksterbloemen


Marian Poyck
Vuursteen, 18de jaargang, nummer 2, Wilrijk, 1998



&



Cardamine pratensis

van ouds willen we vijftig dagen
na pasen een kruisbloem pinksterpaars
ook al toont ze veelal lila rose
onder aan de stengel in wortelrozet
bloeit met hemelvaart vaak nog net
late lente vertraagde groei
nu staat ze in volle bloei

kijk en pluk aan de slootkant
met mate hou ze wel in stand
zijn thans bedreigd als soort
op gazon en veld groeigestoord

de dunne doosvrucht heet hauw
lijkt wel op een suikerboon
met zaden dunne snavels
geslachtelijk veldkers
voor op tafels nu kersvers


Jos Zuijderwijk
Tuinscheurkalender, Uitgeverij Contact, Amsterdam, 2008




PIMPERNEL

Kruidtuinman

het wemelt nog van winter. een tuinman
gaat de tijd met zaag en scharen te lijf,
snoeit het gewei van duizenden herten uit
de bomen, is wegbereider van de zomer.

hij houdt het gras binnen de perken. wat
uit de hand loopt: tot de orde geroepen.
duiven worden geacht geen zaden te pikken.
hij verzacht de groeipijnen. als de hemel

er nu nog op inspelen wil, vriendelijk
is voor al die schoonheden, belladonna's,
primuli, kleine pimpernellen, op tijd
wil sproeien, moet het in elke wandelaar

juichen. hij geeft hen de tijd om tijd te
hebben. hoe lang is een uur voor een eik,
een eendagsvlieg, een mens? de minnaars
gaan onder de zilverlinde op schattenjacht.


Mark Meekers
Tuin van steen - Zomer in de Kruidtuin, Leuvenement, Leuven, 2006




PIOEN

Pioen

Pioen! Pioen! Je barst in de ochtend open,
een vuist van vuur uit het bedauwde groen,
uit aarde’s donkerte kom je gekropen,
triomf over ’t onnoemelijk gevaar,
een dag in mei maak je verwachting waar
en onverdiend krijg ik dit loon:
je ziet mij aan en ik word schoon,
pioen! Pioen!

Schoonheid is mom. Een kaakslag wind,
een stortbui en ik ben bedrogen,
lief, waar ik stond, naar jou gebogen,
de spiegel weg van je schone ogen.

Liefde is verlangen, ’t oude kind,
dat nieuw vuur uit de grond verzint:
gebeurt het maar na een half jaar,
mei keert en ik word weer bemind.
Pioen! Pioen!


Hubert van Herreweghen
Een kortwoonst in de heuvels, Lannoo, Tielt, 2002



&


Liefde is...

Pioenroos doen bloeien, wat
moet je daar niet voor doen!

Schuin afsnijden, blad weg, lauw water,
pokon, afsnijden, lauw water.

Maar lukt het, dan heb je ook wat:
een daverende pioenroos.

Ik had het er graag voor over.


Anton Korteweg
Ouderen zijn het gelukkigst, Meulenhoff, Amsterdam, 2015



PLUMBAGO

Opdat hij bloeit, wit of lichtblauw,
snoeit ze elk jaar tot op de stam
met harde hand de mannentrouw.
Ze is al dertig jaar mijn vrouw.


Anton Korteweg
Ouderen zijn het gelukkigst, Meuklenhoff, Amsterdam, 2015



PLATAAN

Clairac, Lot-et-Garonne

De lente is in het land en wij horen
niet te klagen. Van 's ochtends vroeg al volgt
de zon haar eigen luimen. Maar al te graag
verdwaalt ze in een warreling van geuren
en kleuren, in het uitzicht van luie dagen.

De luwte in de boomgaarden is het best
te pruimen. Roest rust en contouren vervagen.
Het licht zindert boven oeroude pleintjes,
petanquebanen, een bar-tabac, een terras
onder platanen. Schaarse geluiden waaien

uit openstaande ramen. Overal rondom
wentelt het landschap zich in stilte
en in welbehagen. En wij, wij zijn in dit licht.
Wij worden Lot en Garonne en vloeien
binnen enkele ogenblikken samen.


Patrick Cornillie
Bij tijd en wijle - Een keuze uit de gedichten 1985-2015, Les Iles, Elzele, 2016



POPULIER

Rückerts Pappel

Und haben weiter nichts zu tun.
Und werden immer langer
(Friedrich Rückert)


Leeglopers in beroerde uniformen
staan steeds langer te worden in een erehaag
het houten gordijn dat in lauwe stormen
ratelt en giert als een sprinkhanenplaag

springplankenhaan
die zijn bladeren fladdert
vogelt supermarktkip
die haar nek verdraait
en zo krachtvoerverneukt
in een wip op de schappen

Stramlijvig trekken ze akkers strak
van het bladderend landschap afgezwaaid
waar het veervee crepeeert, met verjichte tak
saluerend, afgewend, bald neergemaaid


Maarten Doorman
Blindegangster, Prometheus, Amsterdam, 2005



&



De populier

Ik zag hem op een vroege winteravond;
vocht lag als een koude balsem
om zijn stam. Hij had het veld
voor zich alleen, het prevelde nevel
waarin hij zichtbaar bleef

en dreef: een rechtopstaande pluim,
zo kwam hij naar mij toe, of ik naar hem.
Ik zei zachtjes zijn naam, die klonk
alsof ik had gesproken in een doos,
maar de wind voerde van hem geen antwoord aan.

Hij was geen harp, geen instrument, geen pluim,
zelfs geen populier, maar een kolom van hout
waaruit miljoenen twijgen naar dezelfde hemel staken
en zijn toeval ging aan mij voorbij
als deze avond en als deze grond:

een onverschillig veld met hout dat zweeg
onder een blauw doorweekte schors
en alles wat zich, naamloos, uit een dag verwijderde
en wat een wandelaar tot lering voorhield
dat het bij momenten werkelijk bestond

op deze winteravond, waar de lucht verdonkerde
en vocht als balsem zalfde; waar het veld
begon te prevelen en waar een populier
mij plechtig groette, naderde
en boog op het beginsel van zijn grond.


Peter Ghyssaert
De zuigeling van Sint-Petersburg, Querido, Amsterdam, 2001


POMPOEN

Pompoenen

1

De gele pompoen smelt in het licht.

De zon heeft met hem te doen.
Ze brengt hem zo van de wijs.

Met zijn vollepompoensgezicht
smelt hij en zakt lekker uit.

Tot hij op hard daglicht stuit.

2

Een oranje pompoen, haast geschild
door invallend  licht. Schilferend
slibt hij weer dicht, reuzenappel
van oranje, vol sappen en zaden en
vezelig vlees, en bijna omtrekloos
tegen te scherp geslepen daglicht.

3

De groene pompoen wil terug. Alleen
weet hij niet waarnaar toe of hoe.
Zijn steel is al half uitgewist.
Er is geen stengel terug.

Er is geen wortelstok. Er is
geen stengelknol. Er is alleen
een bolle pompoen die niet weet
hoe laat hij is, en hoe groen.


Stefaan van den Bremt
Stemmen uit het laagland, Uitgeverij Lannoo, Tielt, 2001


POTHOOFDPLANT

De pothoofdplant

Liefdelozen…; in haar tover
bloeit open de bloem aan het havenhoofd;
wie brengt het stuifmeel tot haar over?
waarin heeft deze pracht geloofd?

Vanwaar het zaad, waaruit ontsproten
de vreemde bloem in het graniet?
Hoe sprong uit spleet, en zond haar loten
de pothoofdplant? Ik weet het niet,

ik weet het niet, ’k ben als dit bloeien:
mijn hart staat open aan een zee;
van alle winden, die er woeien,
droeg geen het vruchtend stuifmeel mee.


Jac van Hattum
Gedichten, Van Oorschot, Amsterdam, 1954




PRIKNEUS

Wilde tuin

Het licht gedraagt zich nonchalant
het donkert vroeg
de avond heeft geen broekriem
nodig en is gespeend van begeerte

de wilde tuin achter het huis bloeit
dit jaar vuriger en anders
hij ziet eruit zoals hij eruit ziet
zoals hij is

een opwindende bloemenweide
met zelfzaaiende madeliefjes
vrouwenmantel slaapmuts akelei
vingerhoedskruid en prikneus

een jongeman en een oudere
vrouw eten daar hun sandwiches
met kersenjam en houden zich
met elkaar onledig

zij ziet de confituur als liefdeslijm
hij zwijgt en negeert al kauwend
haar hang naar hem

de avond oogt authentiek
maar krijgt geen geschiedenis
een wilde tuin wordt elke dag oud
maar kent geen tijd 


Herbert Mouwen
De tuinen en het licht, Brave New Books, Rotterdam, 2021




PRUIMELAAR

Maan en pruimelaar

De pruimelaar en volle maandag
blijven voortdurend samen staan
tijdens de heldere nachten;

zij blijven, bloot voor elk gevaar
van mensenblik of sneeuw, elkaar
glimlachend steeds betrachten

zonder een woord. Doch immer fris
stijgt geur, die niet te houden is,
naarheen de maan omhoge.

Ei! zie dit hagelblank gelaat
des pruimelaars, die vol bloemen staat,
zuiver en ingetogen.


Bert Decorte
Nieuwe gedichten, Manteau, Brussel, 1946



&


De pruimelaar

De pruimelaar in onze tuin, scharminkelig
maar niettemin nog vol van licht,
keerde zich van het voorjaarsgorgelen
en stierf verder. Luis groef hem
langzaam uit de grond omhoog.

Richting vijver en bij naderende storm
kon je doorheen zijn kruin de dondervliegjes zien,
met elektriciteit bezenuwd.
Zo kwam de zon daarna ook altijd
door zijn poort de tuin binnen.

Nog wordt hij dagelijks gelezen dat
het kraakt: een stam vermagerend
tot op een dunne, dodelijke naald,
zwart en nauwkeurig.


Peter Ghyssaert
Revisor, 16de jaargang, nummer 6, Amsterdam, 1989



PRUNUS

Nu de prunus bloeit

Nu de prunus bloeit en de meidoorn,
nu de zwanen, het gras, de bomen
zich uitdossen voor het feest van de zon
die haar troon bestijgt,
daal jij
- God deed een ademhaal: je was –
naar deze stip terzijde in de Melkweg af,
kom jij,
een koningskind,
in dit domein van bloesems en
gebroken bolsters wonen.


Henk Groeneveld
Speelplaats in de zon, Callenbach, Nijkerk, 1988



PURPERWINDE

Thema (VII)

Wat zit in nutteloosheid vast
wildgroen en water aan de bast?
Wijngaardenier knip ’t schutblad uit
lijk het de wijze wijnboer past,
delg bladluis, purperwinde en kruid,
kijk: ’t oogstveld rijpt tot zuiver fruit.
Snoeier, zet er ’t geslepen mes.
De druif zwelt tot een honingbes.


Gery Helderenberg
Verzamelde gedichten, De Gulden Veder, Gottmer/Orion, Nijmegen/Brugge, 1978



 

Populaire posts van deze blog

Aarde's donkerte ontkropen....

A