J

JAN OP DE PREEKSTOEL

Talrijk en ontelbaar

Bloemen hebben meer dan honderd zussen en broers
die aandacht trekken in tuinen, onder glas, tussen bomen
en struiken. Kijk maar naar de lijst van Chinese, Japanse en
andere Abelia's met hun kamperfoelieachtige geuren.

En zoveel sieruien, Alliums op hoge stengels die als spinnen
aan de voet van een kleurig struikjespalet bijen en vlinders
lokken als partners voor het theaterspel. Ook Aristotelium
met zijn zwarte bessen en Arabis Alpina uit de bergen.

Lelieachtige Amaryllis Belladonna, Anemonen en Alchemilla.
Vrouwenmantel, Aronskelken in vele maten tot de grootste
Jan op de Preekstoel boven gras slechts even zijn stem richt
tot alle variëteiten, ook de voorouders en wilde soorten.

Kijk hoe de Berberis, zuurbes in wisselende kleuren, wacht
op insecten die een plaatsje zoeken op de zit- en snuifplant.
Hoe de Chinese berk, Japanse orchidee en de papiermoerbei
concurreren met nuttige schoonheid en schrijfmogelijkheden. 


Ina Stabergh
In het oog van de stilte: een parel, Les Iles, Ellezelles, 2024



JAPANSE SIERKERS

Treurprunus

Ik hing in de vroege zomer al
in donkere treurnis neder.
Mijn voorjaar vluchtte naar overal
uit mijn besidderde veder.
Maar ik leef met allen nog in deês hof
en grauw ben ik van zijn stof.

Mijn blad werd oker en dorde al
nog voor de ontvank’lijke linde.
Ik werd een vervrozene waterval,
een stille vergeten beminde.
Maar ik sta nog in deze hof en beur
de hommel die rooft en ik treur en treur.

Ik zweef als een sneeuwvlok over de grond.
Maar zij rust en ik blijf zweven …
Ik had met mijn kroon al waar ik stond
geen deel aan het bloeiend leven.
Mijn voet alleen had de grond gescheurd
en toen als een fakkel mij opgebeurd.

Maar als er nog weinig t’ ontvangen is
van de zon en de zoetheid der dingen,
en het hart van de and’ren gevangen is
tot de weelde hen zal omringen,
dan buig ik van bloei en ben zwanger van geur
en wit schijnt de aarde die ’k overtreur.


Martien Beversluis
Kruisbogen, G.F. Callenbach, Nijkerk, 1956



&



Japanse kers, in bloei

Dat geel van korenaren, zo’n aardappelveld
dat wegkwijnt om ondergronds te zwellen
die rode bessen triomferend in de winter
hoeveel dieper dan dit hormoongebuitel

Dwarrel, bloesems, maar neer
kalmeer de tuinen met solider groen
stil het licht, leeg de dromen
help ons aan onszelf ontkomen


Job Degenaar
De Houten Gong, nummer 10, Antwerpen, 2001


&


Ockenburgh

Het is, dacht ik, naar buiten kijkend langs
zijn kist naar de Japanse kers en de
weldadige magnolia's, nog niet zo gek
om er zachtjes vandoor te gaan, nadat
je de verwarring die door je bestaan
veroorzaakt werd, tot dit mal, lief gedoe
hebt teruggebracht. Ik zag me al een uur
lang diep betreurd, met lint en aronskelk,
Mahler, enig gesnik en toespraken en al
erbij liggen als hij en hoorde jou en Ad,
Christine, familie, vrienden, wat collega's
daarna bij schrale koffie maar wat kletsen over
mijn eigenschappen die ik nooit bezat.


Anton Korteweg
Ouderen zijn het gelukkigst, Meulenhoff, Amsterdam, 2015




JAPONICA

Rood roze violet
Japonica azalea
Bloemen van mijn jeugd


Willem Persoon
Paaiplezier, StAP, Berchem, 2019



JASMIJN

Een witte jasmijn
in de voortuin van het huis
waar mijn jeugd begon.


Miche Van den Broeck
Vuursteen, 7de jaargang, nummer 1, Overijse, 1987


&



Vincent in Saint Rémy de Provence

Steeneik en wilde laurier langs de oprijlaan
in dit land van platanendreven
maar zijn beeld tussen minuscule jasmijnblaadjes
kan de morgenzon niet meer vangen.

In de kruisgang romaanse fauna en flora
op kapitelen, duivelse gestalten verdekt 
opgesteld, terwijl de oleanders in de
middagzon nu uitzinnig bloeien. De tijd verandert

niets. Dat dit nog steeds een oord van kalme
waanzin is. Mannen in pyjama lopen
behoedzaam door de kloostertuin
met romaanse visioenen in de ogen.


Reine Wellens
Verplaatst persoon, onuitgegeven bundel




JENEVERBES

juniperis communis

toevend tussen grillige wakels
de knoestige schuilnesten
voel ik hoe eeuwen niet tellen
in hun nimmer versagende strijd

gebukt onder vergrijzing
gaat levensvatbaar de jeneverbes
verrassend in een kiemrage van de tijd

dat gild van eeuwig groene geuzen
met kreunende gestalten naar de hoogte
diep borende penwortels in de bodem
is een oeroude ooggetuige
van wat ooit de Kempen was.


Achilles Cools
Weldadige regen, Kempische Boekhandel, Retie, 1983




&




Jeneverbes

Jeneverbes, gij kunt zo eenzaam zijn,
des winters, overnachtend op de heide;
uw wortels graven van elkaar gescheiden.
Van ieder leven voelt gij ’t eerst de pijn.

De raven krassen om uw medelijden,
ontroostbaar luistert gij, zonder verzet.
Ge werd verwekt en ergens neergezet,
uit dit bestaan kunt gij u niet bevrijden.

Ik ben ook kromgetrokken door verdriet
en groei te haastig, zonder overgave,
’t mysterie vloekend dat mij worden liet.

Het leven heeft mijn weerstand ondergraven;
ik wilde sterk zijn, groots in het verweer,
maar mijn wortels drinken al niet meer.


W.J. van der Molen
Over het hoofd gezien, De Beuk, Amsterdam, 1986



JOHANNESKRUID

Midzomernacht

Nu geurt het hooi. Wij liggen samen.
Sint-Jansnacht spookt om onze woon.
De vledermuis scheert langs de ramen
en ergens breekt een doornenkroon.

Johanneskruid. Johannesbeker,
gij, vuur e water, liefde en bloed...
Zijn wij van deze nacht nog zeker?
Sluit nauw de arm die mij behoedt.

Eens danste Salome! Haar adem
behekst nog de midzomernacht.
Sint-Jan, uw hoofd druipt op een schale;
uw kreet werd in haar lacht versmacht.

En weer lokt Salome! De uren
van liefde en scheiden zijn nabij.
Hoog laaien de midzomervuren...
Nog hoeveel maal voor u en mij?


Julia Tulkens
Yggdrasil, Heideland, Hasselt, 1962



JUDASBOOM

De judasboom spreekt

“Onder de hemelen rond en zindelijk leeg
wemel ik nog naamloos in dit beduidend oord
en sidder ongedoopt in mijn slijm en sappen.
Doch dra naakt gij met een zelfmoordskoord mijn bast
en geeft mij rechtevoort uw laffe naam tot last.

Nadert, minnaar van zilverlingen, gij weet mij staan,
nadert op draf mijn loof, larve, mijn zwijgend loof
en schouwt van schaamte doof de pronte doorn des Heren
die zonder omkeren mijn vruchthout verfraaien wil.

Benard tussen de drift des doods en bevriezen,
kunt gij foei! geen weg en zelfs geen tak meer kiezen.

Aarzelt niet, verloren kind, en taakt gezwind die tak,
alwaar uw gesternte hangt en gij te hangen gaat.

Gul van ik u in het lof onder mijn top
en slurp genadig de asem uit uuw krop.”


Pjeroo Roobjee
Project Tuin der poëten, Antwerpen, 2015




JUDASPENNING 


Tegen de nacht maan
vol tekens doorzichtig haast
als judaspenning


Bert Bevers
Hortus Conclusus, Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 1999











Populaire posts van deze blog

Aarde's donkerte ontkropen....

P

A