V
VALERIAAN
Valeriana officinalis
20 juni; Valeriaan
Dit schermkruid koestert niet de eigen lust,
al weet het van de nerven der neurosen;
haar witte bloesems nijgen soms naar blozen
als men haar roemt als bron van zielerust.
Moeras en broek heeft ze als plaats gekozen,
waar onweerlegd een boze geest in steekt,
wier macht zij stil maar onvermoeibaar breekt,
opdat geen plant zijn magisch gif zal lozen.
Gewijde vleugels, ingetogen veren,
in deugdzaamheid en vredigheid ontvouwd,
in haar verstilt het dagelijks begeren.
En wie gedwee op haar beraad vertrouwt,
zal in de ziel geen evenwicht ontberen,
hoezeer de wereld scheve torens bouwt.
Frans Hoppenbrouwers
Calendarium poeticum, SUN, Nijmegen, 1998
VELDGRAS
VERBENA
Valeriana officinalis
20 juni; Valeriaan
Dit schermkruid koestert niet de eigen lust,
al weet het van de nerven der neurosen;
haar witte bloesems nijgen soms naar blozen
als men haar roemt als bron van zielerust.
Moeras en broek heeft ze als plaats gekozen,
waar onweerlegd een boze geest in steekt,
wier macht zij stil maar onvermoeibaar breekt,
opdat geen plant zijn magisch gif zal lozen.
Gewijde vleugels, ingetogen veren,
in deugdzaamheid en vredigheid ontvouwd,
in haar verstilt het dagelijks begeren.
En wie gedwee op haar beraad vertrouwt,
zal in de ziel geen evenwicht ontberen,
hoezeer de wereld scheve torens bouwt.
Frans Hoppenbrouwers
Calendarium poeticum, SUN, Nijmegen, 1998
VELDGRAS
Het veldgras
Zomergloed verteert de dagen
maar 't veldgras woekert oneindig voort.
De boer stapt met mishagen
de landweg door, grimmig, verstoord.
De onverdelgbaar boze gewassen
paarsblauw, goudgeel en rood:
ik smeek U, laat ze nietig wassen
en spaar ook mij van de dood.
Gery Helderenberg
Verzamelde gedichten, Gottmer, Nijmegen / Orion, Brugge, 1978
VEDERES
Hortus conclusus
[....]
Zoo rondt zich het rijgsel:
de blanke bevende berken gegrepen
door allesvervlechtende bruidssluierranken
om goudenregen, hangend, omvangend
het vedereschloover, de milde kastanje,
den wilden wingerd en woekerende rozen,
met bloemige trossen.
De peer is gedoornd, het vlienderscherm siert
de kroon der robinia vol rozenkransen.
[....]
Christine D'haen
Ick sluit van daegh een ring, Sonneville/Nijgh & Van Ditmar, Brugge/Den Haag, 1975
VERBENA
Gij leert mij de taal van de kruiden
Gij leert mij de taal van de kruiden,
verbena en marjolein,
de drank van de wereldse bruiden,
de wortel vol gal en venijn,
de zalf voor de moeden, die lijden
aan waanzin, liefde en haat;
uit alle weet gij te bereiden
een heul, die in ''t Cruydenboeck' staat.
Dit hebt gij in letters geschreven...
Maar welk is de juiste maat?
Hoe redt het vergift ons het leven,
hoe weet ik waar 't doodshoofd gaapt?
Julia Tulkens
Yggdrasil, Heideland, Hasselt, 1977
VERGEET-MIJ-NIETJE
Vergeet-mij-niet
Vergeet mij niet als ik zal zijn vergeten,
en plant, liefste, op mijn graf vergeet-mij-nieten:
haar wortels zullen naar mijn lichaam schieten,
ik zal van toeten noch van blazen weten.
Ik word van alle kanten opgevreten,
jij zult de planten op het graf begieten –
maar als je wist wat wormen achterlieten
dan zou je ziek zijn en vandaag niet eten.
Een wortel boort zich lijzig door mijn oog
en wormen zitten aan mijn hart te zagen:
het wordt zo licht in mij die zoveel woog.
Slechts wat hier uit mij bloeit zal nog gewagen
van hem die ’t leven minde en er op spoog:
wil dan mijn bloemen in je haren dragen.
Max Schuchart
Tijd van leven, Heideland, Hasselt, 1964
VIJGENBOOM
Eerst de vruchten dan de bladeren
De wolfskinderen dronken hier
de dromen van hun stad al in
in deze dunne stammen schuilden
een moeder en haar vluchteling
onder deze takken brak een man niet
onder verleiding en bedreiging
bladeren bedekten reeds
je voorgangers hun vernedering
je hoeft alleen maar te geloven
dat je al kreeg waar je om vraagt
omring de vijgenboom met zorg
en neem de vruchten die ze draagt.
Thomas Möhlmann
Project Tuin der poëten, Antwerpen, 2015
VINGERHOEDSKRUID
Vingerhoedskruid (Digitalis purpurea)
Zo’n naarstige huisvrouw tref je maar zelden,
langs haar hele lijf lilarood naaigerei,
maar nader omzichtig haar schoonheid,
ze kan zich ontpoppen als giftige heks,
zelfs een vingerhoed vol is al dodelijk.
In sterke verdunning gebruikte de middeleeuwer
haar tegen vallende ziekte, een duivelse kwaal,
maar haar zegetocht is pas begonnen
in 1775 toen een dokter uit Birmingham
met haar gif een vrouw van waterzucht had genezen.
En wees gerust, je vindt haar op trektocht
bemoedigend langs bermen en hellende wegen,
waar je ook wel het meisje vindt
dat de knoop aan je broek wil naaien.
Lou Vleugelhof
De Tweede Ronde, 7de jaargang, nummer 4, Amsterdam, 1986
VIOLIER
Verkleurde aquarellen (V)
Onder de verschroeide moerbeiboom
zonder water uit de Chinese stroom
op ’t pleintje waar de zomernacht valt,
vergaat men in dromen van kobalt.
Voor tuinmuren geurt de violier
op de maat van twee over hard plankier.
Men zwijgt. De huisbel scheurt de lucht.
Een vogel plots, een engel op de vlucht.
De rosse waker ligt boos getemd.
Ik blijf de knaap, verveeld, onbestemd.
De herder heeft allure: een oud prelaat,
mooie hand, verrimpeld gelaat.
De pastorie staat donker omwald,
de hangbrug op, paard en karos gestald.
Ik proef uit kristal de zware Pomerol.
De hemel hangt van droefheid overvol.
Gery Helderenberg
Verzamelde gedichten, De Gulden Veder, Gottmer/Orion, Nijmegen/Brugge, 1978
VLAMBLOEM
Soms bloeit een vlambloem
Soms bloeit een vlambloem
midden de distels,
midden de puinhopen
op het praalbed van deze aarde
waarin sinds eeuwen
kevers en larven
zich in brandangst verbergen
eer zij sterven.
Maar wij wanhopen niet,
wij, knechten van de dood,
wij bouwen aan een oeverloos heelal,
een duizendvoudig koninkrijk
waarin wij kunnen wonen.
Pieter G. Buckinx
Dietsche Warande & Belfort, 122ste jaargang, nummer 2, Antwerpen, 1976
&
Vlier
Je moet vroeg opstaan voor je ziet
het gratievolle van de vlier,
het sierlijke, de overdaad,
het groen nog grijs van jeugd, de bloem
het witte bolstaan van verdriet.
Chris J. van Geel
Revisor, 10de jaargang, nummer 4, Amsterdam, 1983
&
Eromheen vleugels
de vlinderstruik betoont zich
oesterachtig stil
Bert Bevers
Hortus Conclusus, Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 1999
&
Buddléia
Wat weten vlinders van augustus?
De buddléia bloeit, ze nemen het
ervan. Je dochter kan dat eigenlijk
niet aan, zo ijl zo flinterdun
haar jurk. Je bent haar vader maar
kunt kijken als een man. Waar eindigen
haar poten? Hoge zomen vangen wind,
de zomer raakt nu op z’n bangst.
Ze fladdert weg, je kijkt haar na zoals
de vriend die laatst iets ongelukkigs
zei toen zij op haar fiets passeerde.
Later als het licht de middag heet
en scherp maakt bij de sloot aan gene
zijde jaagt een man bij de buddléia’s.
Victor Vroomkoning
VROUWENMANTEL
Vrouwenmantel
Vrouwenmantel
stut, beschut, om onder te schuilen
bij blauwe plekken, butsen en builen
blaardoorprikker, wondenlikker, tranentrekker, troostverstrekker
als ik wankel als ik kantel wortelt mij de vrouwenmantel
Helma Snelooper
Opvouwbaar bos, www.opvouwbaarbos.nl, Hummelo, 2019
Vergeet-mij-niet
Vergeet mij niet als ik zal zijn vergeten,
en plant, liefste, op mijn graf vergeet-mij-nieten:
haar wortels zullen naar mijn lichaam schieten,
ik zal van toeten noch van blazen weten.
Ik word van alle kanten opgevreten,
jij zult de planten op het graf begieten –
maar als je wist wat wormen achterlieten
dan zou je ziek zijn en vandaag niet eten.
Een wortel boort zich lijzig door mijn oog
en wormen zitten aan mijn hart te zagen:
het wordt zo licht in mij die zoveel woog.
Slechts wat hier uit mij bloeit zal nog gewagen
van hem die ’t leven minde en er op spoog:
wil dan mijn bloemen in je haren dragen.
Max Schuchart
Tijd van leven, Heideland, Hasselt, 1964
VIJGENBOOM
Eerst de vruchten dan de bladeren
De wolfskinderen dronken hier
de dromen van hun stad al in
in deze dunne stammen schuilden
een moeder en haar vluchteling
onder deze takken brak een man niet
onder verleiding en bedreiging
bladeren bedekten reeds
je voorgangers hun vernedering
je hoeft alleen maar te geloven
dat je al kreeg waar je om vraagt
omring de vijgenboom met zorg
en neem de vruchten die ze draagt.
Thomas Möhlmann
Project Tuin der poëten, Antwerpen, 2015
VINGERHOEDSKRUID
Vingerhoedskruid (Digitalis purpurea)
Zo’n naarstige huisvrouw tref je maar zelden,
langs haar hele lijf lilarood naaigerei,
maar nader omzichtig haar schoonheid,
ze kan zich ontpoppen als giftige heks,
zelfs een vingerhoed vol is al dodelijk.
In sterke verdunning gebruikte de middeleeuwer
haar tegen vallende ziekte, een duivelse kwaal,
maar haar zegetocht is pas begonnen
in 1775 toen een dokter uit Birmingham
met haar gif een vrouw van waterzucht had genezen.
En wees gerust, je vindt haar op trektocht
bemoedigend langs bermen en hellende wegen,
waar je ook wel het meisje vindt
dat de knoop aan je broek wil naaien.
Lou Vleugelhof
De Tweede Ronde, 7de jaargang, nummer 4, Amsterdam, 1986
VIOLIER
Verkleurde aquarellen (V)
Onder de verschroeide moerbeiboom
zonder water uit de Chinese stroom
op ’t pleintje waar de zomernacht valt,
vergaat men in dromen van kobalt.
Voor tuinmuren geurt de violier
op de maat van twee over hard plankier.
Men zwijgt. De huisbel scheurt de lucht.
Een vogel plots, een engel op de vlucht.
De rosse waker ligt boos getemd.
Ik blijf de knaap, verveeld, onbestemd.
De herder heeft allure: een oud prelaat,
mooie hand, verrimpeld gelaat.
De pastorie staat donker omwald,
de hangbrug op, paard en karos gestald.
Ik proef uit kristal de zware Pomerol.
De hemel hangt van droefheid overvol.
Gery Helderenberg
Verzamelde gedichten, De Gulden Veder, Gottmer/Orion, Nijmegen/Brugge, 1978
VLAMBLOEM
Soms bloeit een vlambloem
Soms bloeit een vlambloem
midden de distels,
midden de puinhopen
op het praalbed van deze aarde
waarin sinds eeuwen
kevers en larven
zich in brandangst verbergen
eer zij sterven.
Maar wij wanhopen niet,
wij, knechten van de dood,
wij bouwen aan een oeverloos heelal,
een duizendvoudig koninkrijk
waarin wij kunnen wonen.
Pieter G. Buckinx
Dietsche Warande & Belfort, 122ste jaargang, nummer 2, Antwerpen, 1976
&
x
In de nadag in de tuin in de tuinstoel zat ik,
de zonnebloem had haar gezicht naar de zon gewend
gele vlambloemblaadjes om een donkerrood midden
lijkend het meest nog op een schotelmicrofoon,
iets steekhoudends zeggen daarin,
worteldraadjes met het dingendodenrijk verbonden,
dat wij handelaars in gratisgoud, zon,
dat wij kweetnieters zijn dat weet ik dat weet ik zo goed.
Frans Kuipers
De Lach van de Sfinx, Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2021
VLAS
Dreischor
Schorblauw tuimelt uit de lucht. Sneeuwvazen raken leeg, worden
Opgeborgen. Water sijpelt in de boezem. Polderlucht opent het
Wit van de tong, hekelt tussen het sinopel. Vlas brandt de horizon
Schoon. In het jonge riet wordt schoorvoetend de wijn ontkurkt.
Hans van de Waarsenburg
Schaduwgrens, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2012
VLIEGENZWAM
De vliegenzwam
Uit twee keer niets
ontsproten:
cellen die
schuilen bij elkaar,
iele plaatjes
trillend in dauw.
Eenzaam
in schijn,
raken zijn zwamdraden
ondergronds
de broosheid
van anderen,
dragen zijn sporen
het herkennen van wie
het stellen moet
zonder groen
en blad.
Op kracht van
zijn precaire steel
deelt hij,
als het vuur
gedoofd is
uit de bomen,
vlammend rood uit
aan het bos.
X-tine Mässer
Gedichten, Opwenteling, Eindhoven, 2002
VLIER
Vlier
De vliegenzwam
Uit twee keer niets
ontsproten:
cellen die
schuilen bij elkaar,
iele plaatjes
trillend in dauw.
Eenzaam
in schijn,
raken zijn zwamdraden
ondergronds
de broosheid
van anderen,
dragen zijn sporen
het herkennen van wie
het stellen moet
zonder groen
en blad.
Op kracht van
zijn precaire steel
deelt hij,
als het vuur
gedoofd is
uit de bomen,
vlammend rood uit
aan het bos.
X-tine Mässer
Gedichten, Opwenteling, Eindhoven, 2002
VLIER
Vlier
Voor wat de vlier omzwermt
is de bloesemlucht
een struik met vierende bladeren
alvast op de visite wacht
een schaal met fruit
waar straks een vlieg op landt
een luchtverfrisser die de ruimte vult
met het signaal -
aarde aan vliegend object
hier
Pim te Bokkel
De dingen de dingen de dans en de dingen, Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2010
&
&
Vlier
Je moet vroeg opstaan voor je ziet
het gratievolle van de vlier,
het sierlijke, de overdaad,
het groen nog grijs van jeugd, de bloem
het witte bolstaan van verdriet.
Chris J. van Geel
Revisor, 10de jaargang, nummer 4, Amsterdam, 1983
&
O God, ik heb den geur der vlieren om me henen
O God, ik heb den geur der vlieren om me henen,
en mijn hart - God, gij kent zijn lijden, en Ge weet
hoe vaak het, schoon gelate', in pijn zijn dagen leed-,
is als een appel-boom, met pralend licht omschenen,
die blij zijn branken breidt, waar roze en blank vereenen
hun perel-kleuren in 't teêr weemlend bloemen-kleed...
Zoo is mijn vrucht-zwaar hart een vreugde-boom, en breed
is om zijn kruin de vlieren-geur'ge dag verschenen.
O God, die glanzend thans van aangezichte zijt
bij dezen zomer-dag vol rechte honig-geuren;
Gij, die Uw rijke hand ter zegeninge breidt
en mij naar 't hel gelaat des zomers 't hoofd liet beuren.
- o God, maak mijne dage' éen als dezen, wijd
gelijk een groot paleis met zonnig-open deuren....
Karel van de Woestijne
Verzamelde gedichten, Manteau, Brussel, 1978
VLIJTIG LIESJE
Ruiker
beschilderd linnen met vuren lat omlijst,
een vierkante meter onaards paradijs.
een gloedvol betoog voor dahlia's, elke
tuil bruidsboeket, zevenklapperzon aan zet.
vlijtige liesjes zijn kind aan huis. chrysanten
van nooit smeltend sneeuwwit, 'n wauwelend
seringenwoud, vergeet-mi-nietjes, de kleine
lapsussen van het licht. geplukt vóór en
achter de ogen, in de binnentuinen van
tureluurse pret. het enthousiasme waarmee
ze het hoofd erbij neerleggen, verwelken.
de huiskamer straalt: kaarsen op tafel
en in de kastanjelaren. geliefden luisteren
naar wat de maan losweekt in het hart van
de nachtegaal. de schilder wist alle emoties
uit zijn penseel. vluchtigheid zonder weerga.
Mark Meekers
Bodemloos blauw, Uitgeverij P, Leuven, 2016
VLINDERSTRUIK
Eromheen vleugels
de vlinderstruik betoont zich
oesterachtig stil
Bert Bevers
Hortus Conclusus, Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 1999
&
Buddléia
Wat weten vlinders van augustus?
De buddléia bloeit, ze nemen het
ervan. Je dochter kan dat eigenlijk
niet aan, zo ijl zo flinterdun
haar jurk. Je bent haar vader maar
kunt kijken als een man. Waar eindigen
haar poten? Hoge zomen vangen wind,
de zomer raakt nu op z’n bangst.
Ze fladdert weg, je kijkt haar na zoals
de vriend die laatst iets ongelukkigs
zei toen zij op haar fiets passeerde.
Later als het licht de middag heet
en scherp maakt bij de sloot aan gene
zijde jaagt een man bij de buddléia’s.
Victor Vroomkoning
Oud zeer, Manteau, Antwerpen/Amsterdam, 1993
VOEDERWIKKE
Graan en peulvruchten
De aarde brengt veel soorten graan en peulen voort:
de bonen van Poitiers; Italië's kekers;
de blinde linzen; erwtjes die de buik beroeren;
de lichte nierboon; en de voederwikke.
Schraal is de wintertarwe, vol het zomers koren;
rank rijst de haver; gerst blijft aan de grond.
Bernard Silvestris vertaald door Piet Gerbrandy
De kosmos geschreven - Een twaalfde-eeuws scheppingsverhaal, Damon, Eindhoven, 2021
VOGELMELK
Overkant
Overkant
Voorlopig is zo'n waanzin nooit
waarin de rivier vóór de bergen
- veilig en in totemwoorden verkleed -
het verdriet van echo' weerkaatst
wijsheid is niet meer gezocht
berichten blijken onvindbaar
en in vogelmelk verbleekt
zuurstof tot wolken en argwaan
hoewel het spreken teleurstelt
roepen wij toch namen over het water
maar alleen de slang steelt
stilte uit het pardijs
Wouter Kotte
Nachtwacht, Bosch & Keuning, Baarn, 1978
VOSSENSTAART
Het is het gras
Het is het gras dat je verwart:
of het struis- of zegge is,
een vossenstaart in een veld vol haver,
en of het zwenkt misschien, of kruipt -
ik denk, zeg je, het is gewoon maar waaigras
dat meebuigt met de wind.
Zelf hurk je tussen halmen als een kind
dat niet wil buigen tot alles stopt met botten
en bewegen, tot je de soortnaam vindt
te midden van het ruisen en het zoemen
om je heen. Je staat alleen, ik in de schaduw
van een boom die heel goed een eik of beuk
zou kunnen zijn. Ik kom in de verleiding
je naam te willen zeggen, en: kom toch,
kom nou toch bij mij.
Marc Reugebrink
Het Liegend Konijn 2023/1, Uitgeverij Pelckmans, Kalmthout, 2023
VROUWENMANTEL
Vrouwenmantel
Als ik dood ben, niet nu,
later als ik dood ben
wil ik zo'n platte granieten zerk
hak het aanrechtblad maar uit de keuken
en plant vrouwenmantel in de gootsteen op mijn graf
stevig in de aarde drukken
en goed water geven
Myrte Leffring
Om je schouders hang ik de nachten, Van Gennep, Amsterdam, 2015
&
Vrouwenmantel
stut, beschut, om onder te schuilen
bij blauwe plekken, butsen en builen
blaardoorprikker, wondenlikker, tranentrekker, troostverstrekker
als ik wankel als ik kantel wortelt mij de vrouwenmantel
Helma Snelooper
Opvouwbaar bos, www.opvouwbaarbos.nl, Hummelo, 2019
VUURDOORN
Afloop 2
De opgezette man stond voor het raam,
zag in de tuin de vuurdoorn beven.
Er zat een gele vogel in
die van de bessen at.
De man wou wel weer leven.
Kan troost zo simpel zijn?
Er is een pijn die bijna
zichzelf verdooft, er is een weten
dat geen behoefte heeft het liefste,
als 't voorbij is, te vergeten.
Jan Eijkelboom
Tirade, Rotterdam, 1982